In een vaatplant worden organische en anorganische stoffen vervoerd (getransporteerd) door buisjes.
Organische stoffen zijn die stoffen die groter en complexer zijn en worden gemaakt door organismen. Organische stoffen bevatten altijd de elementen koolstof (C), zuurstof (O) en waterstof (H). Anorganische stoffen komen voor in de niet levende natuur en zijn vaak eenvoudiger. Tenslotte zijn organische stoffen heel erg energierijk, terwijl anorganische stoffen dit niet zijn.
Er zijn twee soorten buisjes: bastvaten en houtvaten.
Bastvaten vervoeren organische stoffen, zoals glucose vanaf de bladeren naar alle delen van de plant.
Bastvaten bestaan uit levende cellen die water en glucose aan elkaar doorgeven.
Houtvaten vervoeren anorganische stoffen, zoals mineralen van de wortels naar de stengel, bladeren en bloemen. Houtvaten zijn holle buisjes van met elkaar verbonden dode cellen met dikke celwanden van hout.
Bastvaten en houtvaten liggen meestal naast elkaar in vaatbundels.
Om de vaatbundels heen ligt steunweefsel voor de stevigheid.
Als je een stengel bleekselderij overdwars doorsnijdt, zie je donkergroene stippen.
Dat zijn de vaatbundels met steunweefsel.
Elke vaatbundel bestaat uit bastvaten en houtvaten met steunweefsel eromheen.