De Gouden Eeuw kwam uiteindelijk ook tot een einde. In 1672 vielen de landen Engeland en Frankrijk en kleine staten Münster en Keulen de Nederlanden binnen. Doordat er snel grondgebieden rond Twente en Zutphen werd kwijtgeraakt, ontstond er in Holland een grote paniek. De stadhouder en de raadspensionaris kwamen recht tegenover elkaar te staan.
Twee belangrijke bestuurders
Elke gewest had een eigen stadhouder en raadspensionaris. Die van Holland, omdat dit verreweg het rijkste gewest was, werden deze twee als de machtigste mensen in de Nederlanden beschouwd. Zij waren op dat moment de baas. Beide stonden echter vaak recht tegenover elkaar. Regelmatig leidde dit tot vele ruzies tussen beiden. Raadspensionaris Van Oldenbarneveldt werd zelfs door prins Maurits ten dood veroordeeld.
Ook in het rampjaar gebeurde hetzelfde. Aan de ene kant had je de prinsgezinden. Zij stonden aan de kant van de stadhouder en de familie Oranje. Aan de andere kant had je de staatsgezinden. Zij kozen kant van de raadspensionaris.
Stadhouderloze tijdperk
In 1650 was er geen stadhouder benoemd, omdat de ruzies tussen de raadspensionaris en de stadhouder bleven oplopen. De Oranjes werden voor nu tijdelijk niet op een machtsplek gezet. Omdat er in 1672 het Rampjaar was en de Nederlanden grote verliezen leed, kreeg de raadpensionaris de schuld. Johan de Witt, de raadspensionaris, en zijn broer Cornelis werd door het publiek opgejaagd en gelyncht. De stadhouder kwam weer aan de macht, maar de Gouden Eeuw kwam tot een eind.