Gevolgen denken en geheugen

Spreken en begrijpen van taal

Na een beroerte komen problemen met praten veel voor. Bij een spraakstoornis (dysartrie) heb je moeite met het duidelijk uitspreken van woorden. Dit komt bijvoorbeeld door een verlamming aan één kant van het gezicht. In dat geval begrijp je wel goed wat iemand tegen je zegt. Als het taalgebied beschadigd is door een beroerte, is het begrijpen van de taal moeilijker. Dit heet ook wel afasie. Bij afasie heb je één of meerdere problemen:

Als je moeite hebt met spreken en schrijven, is het toch belangrijk dat je blijft communiceren. Een logopedist weet om welke taal of spraakstoornis het gaat en helpt met oefeningen en praktische tips. Je kunt daarbij ook gebaren, bewegingen en bepaalde geluiden gebruiken.

Verwerken prikkels

Na een beroerte kan je vaak minder snel reageren op onverwachte situaties, bijvoorbeeld in het verkeer. Ook kun je sneller overprikkeld raken en minder goed tegen drukte. Bijvoorbeeld in een kamer vol visite, bij veel achtergrondgeluiden of op het werk. Daarnaast is het vaak lastig om je goed te concentreren.

Begrip en leervermogen

Er kunnen na een beroerte problemen optreden met:

Ook kan je na een beroerte moeite hebben met dagelijkse handelingen, zoals aankleden, koken of boodschappen doen. Soms weet je dan de juiste volgorde niet meer. Dit heet apraxie.

Geheugenstoornissen

Veel mensen die een beroerte hebben gehad, hebben moeite om nieuwe informatie te onthouden. De naam van de nieuwe buurman bijvoorbeeld of een boodschap. Dat is lastig. Wen jezelf aan om afspraken en andere belangrijke dingen op te schrijven.

Moeite met handelingen

Heb je problemen met het uitvoeren van handelingen? Dit heet apraxie. Je kunt de handelingen in woorden wel uitbrengen, maar niet in de praktijk brengen. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat je je tanden poetst met een scheerapparaat. Of je kleding niet meer in de juiste volgorde aantrekt. Je partner kan je helpen door stap voor stap de handelingen met je uit te voeren.

Ruimtelijke waarneming

Iedereen heeft wel eens problemen met de ruimtelijke waarneming: je zet als je even niet oplet bijvoorbeeld je kopje naast de tafel of stapt net mis op een traptrede. Als je een beroerte hebt gehad in de rechterhersenhelft, kan je daar regelmatig last van hebben. Je verwart links en rechts of je kunt de afstand tot een bepaald voorwerp niet goed inschatten.