Verbindingen maken
“Ik zoek naar verbindingen tussen mijn ervaringen en nieuwe onderwerpen of ideeën.”
“Ik zoek graag naar manieren waarop dingen aan elkaar verbonden kunnen worden.”
“Ik kan ezelsbruggetjes bedenken bij onderwerpen die ik moeilijk vind om te begrijpen of onthouden.”
Vragen stellen
“Ik vind het niet erg om iets nog niet te weten.”
“Ik ben nieuwsgierig naar nieuwe mensen, onderwerpen en ervaringen.”
“Ik vraag me vaak af waarom iets zo is.”
“Ik stel mezelf tijdens het leren verschillende vragen, zoals: ‘Hoe komt het dat…?’ of ‘Wat als…?’”
Voortbouwen
“Ik gebruik verschillende bronnen om te leren: mensen, boeken, het internet, muziek, mijn ervaringen, etc.”
“Ik maak handig gebruik van allerlei dingen om mezelf verder te helpen in wat ik leer.”
Verbeelden
“Ik gebruik mijn verbeeldingskracht om zelf te bedenken hoe dingen in elkaar zitten.”
“In mijn gedachten verken ik en speel ik met allerlei mogelijkheden en ideeën.”
“Ik gebruik mijn fantasie om verhalen te bedenken over voorwerpen, feiten en theorieën.”
“Voordat ik iets ga doen, bedenk ik in mijn hoofd hoe dat gaat zijn, wat ik ervan kan verwachten of hoe ik iets wil uitvoeren.”
Logisch redeneren
“Ik leg duidelijk uit wat ik bedoel, zodat anderen het ook snappen.”
“Ik kan vooruitdenken, zodat ik weet wat ik van iets kan verwachten.”
“Ik kan fouten of gebreken in de argumenten van iemand anders ontdekken.”
“Ik bedenk welk bewijs ik nodig heb, om mijn standpunt te onderbouwen.”