Week 1

 

 

Wat is het en wat heb je eraan?

Filosoferen is een ander woord voor ‘nadenken met als doel onszelf en onze omgeving te begrijpen’. Dit doen je door vragen te stellen en daar een antwoord op te zoeken.

Als je het antwoord op zo´n vraag vindt, dan rijzen er tegelijk nieuwe vragen: er zijn meer vragen dan antwoorden. Tijdens het filosoferen wordt dit zichtbaar, want daarbij gaat het vooral om vragen waarop geen goed antwoord is of waar niemand het over eens is.

Onderwerpen

Wel of niet
Filosoferen is niet alleen je mening geven over iets. Als jij tijdens een discussie in de kroeg met je vrienden roept dat de mens volgens jou geen functie vervult op de aarde, dan is dat dus nog geen filosoferen. Maar kun je ook uitleggen waarom je dat vindt? En heb je er systematisch over nagedacht of het onderzocht? Dan zou je het filosoferen kunnen noemen.

Mogelijkheden
Door te filosoferen kun je een inzicht krijgen in andere opvattingen over het leven. Daardoor ontstaan nieuwe mogelijkheden. Verder kan kennismaking met filosofen van wie de ideeën je aanpreken, je een gevoel van herkenning en erkenning geven. En je inlevingsvermogen in andere standpunten kan vergroot worden. Daarnaast kun je je eigen gedachten ontdekken en leren formuleren door te filosoferen.

 

 

Waarom zou je filosoferen met kinderen (en jongeren)?

Kinderen hebben originele denkbeelden. De stimulans om die te uiten ontbreekt vaak. Hoe ouder ze worden, hoe meer deze originele beelden worden verdrongen door denkbeelden die een normaal iemand behoort te hebben. Zelf denken is geen vanzelfsprekendheid; een reproductieve denkgewoonte wel. Met een filosofische instelling consumeer je de gangbare denkbeelden niet klakkeloos.

Door te filosoferen met kinderen krijg je als volwassene de gelegenheid geboden een speelse vorming van ideeën aan te horen. En kinderen krijgen de tijd en de ruimte om die primaire denkbeelden uit te spreken, die ze anders nooit of te weinig krijgen. Jij krijgt de kans om weer kind te worden door opnieuw te jongleren met vanzelfsprekendheden.

Filosoferen met kinderen is een praktische en geen theoretische bezigheid. En het is gewoon erg leuk!

 

Voor wie is het bestemd?

Voor kinderen vanaf ongeveer zeven jaar. Dat is min of meer de leeftijd waarop ze zelfstandig en logisch kunnen denken en duidelijke antwoorden kunnen formuleren.

De filosofische vragen die je hier verderop kunt vinden, zijn voor alle leeftijden bedoeld. Alleen zullen oudere kinderen verder geraken met de gestelde vragen. Oudere kinderen kunnen hun eigen denkwegen nu eenmaal beter vormgeven dan jongere. In de Voorbeelden zijn het vooral de jongere kinderen die meer weten te zeggen. Of "beter vormgeven" gelijk is aan "meer weten te zeggen" lijkt me overigens niet altijd opgaan...

Voor een kind van welke leeftijd dan ook kan je het denkprobleem toegankelijk maken, mits je je vraag maar aanpast aan het begripsniveau. Niet voor elke volwassene even gemakkelijk om te doen...

Wat heb je nodig?

Minstens twee personen. De een stelt vragen en de ander geeft antwoorden. Je hoeft niet te beschikken over voorkennis. Het is wel belangrijk dat je altijd probeert je in de denkwereld van het kind in te leven. Verder een portie gezond verstand, een brok geduld en flink wat tijd. Bij deze vorm van "filosoferen met kinderen" stelt de volwassene de vragen en geeft het kind de antwoorden. Dit is althans het uitgangspunt. Dat wil niet zeggen dat de volwassene alleen maar vragen stelt, en dat het kind alleen maar antwoorden geeft. Er mag best afgewisseld worden. Filosofisch jongleren moet speels blijven.

Hoe pak je het aan?

Stel de filosofische vraag en reageer met een volgende vraag op het gegeven antwoord. Net zo lang tot je niet meer verder kunt. Zorg ervoor dat je vragen het kind verder brengen, en dat er geen herhalingen zijn.

Het goede antwoord op een filosofische vraag bestaat niet. De filosofische problemen zijn nog steeds niet opgelost. Sterker nog, er komen nieuwe bij en de oude worden vergeten!

Het gaat er om, dat het kind op zoek naar een antwoord, zijn gedachten zo helder mogelijk leert formuleren. Daarvoor is doorvragen nodig. Dat is voor de vragensteller waarschijnlijk moeilijker dan voor het kind dat de antwoorden geeft. Degene die de vragen stelt, moet op de onverwachte antwoorden voorbereid zijn. Daarvoor heb je inlevingsvermogen nodig.

Al vragende moet je als een echte jongleur je evenwicht proberen te bewaren en je ertoe zetten de beide kanten van het gelijk te onderzoeken. Een dergelijke instelling zal het kind zeker waarderen.

Het is wel de bedoeling dat je deze probeert te tonen. Want over zo'n instelling beschik je niet zomaar. Laat je kinderen merken hoe je jongleert met vragen. Ik ga ervan uit dat je, niet blokkend boven filosofische teksten, maar al spelend je verstand ontwikkelt. Filosoferen biedt je die mogelijkheid. Bij sommigen is de verleiding groot pas verworven kennis (aangereikt door boeken) met veel bombarie aan anderen bekend te maken. Pronkers met andermans kennis kunnen het filosoferen het beste maar laten...

Wat is de filosofie achter filosoferen met kinderen?

Deze filosofie is meer een pedagogisch standpunt dan een filosofisch verantwoord systeem ter rechtvaardiging van enkele (min of meer) vernieuwende uitspraken. In de workshops bijvoorbeeld probeer ik kinderen niet alleen aan het praten te krijgen maar ook aan het luisteren naar zichzelf. Als ze redelijk proberen te praten, willen ze weleens struikelen. Dit overkomt volwassenen ook nogal eens, maar die willen niet altijd naar zichzelf luisteren, of ze hebben al vaak genoeg naar zichzelf geluisterd om te weten dat het goed is wat ze zeggen. De ernst heeft bij hen zoveel terrein gewonnen dat er voor speelsheid weinig overblijft. Bij het beantwoorden van een filosofische vraag hebben kinderen meestal nooit van tevoren kunnen uitdokteren op welke manier ze al pratende het minst struikelen om hun eigen ideeën de juiste (lees: redelijke) vorm te geven.

Filosoferen wordt dan meer het zoeken naar de gemakkelijkste te bewandelen stukken van het grillige bergpad dat de redelijkheid moet voorstellen. Volwassenen daarentegen houden niet meer van die grilligheid; ze gaan liever op zoek naar herkenbare, uitgesleten en vooral niet al te steile paden.

Vertel ik kinderen hoe ze moeten stappen dan zou er nooit gesproken kunnen worden van filosofisch zelfonderzoek. Argumenten moeten ongedwongen opgebouwd kunnen worden. Filosoferen immers is kunnen verhelderen wat ze zelf denken. Het doel van filosoferen is kinderen hun eigen denkvaardigheden laten ontwikkelen. Leren denken kan je kinderen niet onderwijzen. Ze moeten het zelf ondervinden. Het is mijn taak kinderen te stimuleren en niets op te leggen. Vandaar dat ik grote waarde hecht aan het spelelement bij het filosoferen met kinderen.

Kinderen springen graag als ze spelen. Bij het filosoferen is dat niet veel anders. Die natuurlijke behoefte om te springen - die oprechte speelsheid - is van levensbelang. In het spel staat het springen symbool voor het uitproberen van bewegingsvrijheid en het tarten van de grenzen van het lichamelijk kunnen. Wie heeft er niet van een muur gesprongen die iets hoger was dan waar hij tot dan toe van had durven te springen? Grenzen zijn er om af te tasten. Bij het filosoferen springen kinderen uit denkvrijheid: de grenzen die het redelijke ieder weldenkend wezen oplegt worden afgetast. De oprechte speelsheid en het filosoferen horen mijns inziens bij elkaar. Het een kan niet zonder het ander. De speelsheid biedt het filosoferen dat verrassingselement dat uitstijgt boven herhaling en gewoontevorming.

Kan het filosoferen dan als spel opgevat worden? Kinderen kunnen zich met gemak in het spel met meningen werpen. Het spelen gaat ze veel gemakkelijker af dan volwassenen. Niet verwonderlijk overigens, want in de wereld van de volwassenen (soms ook de 'echte' wereld genoemd) krijgen de groten een rol toebedeeld - in minder gunstige gevallen: opgedrongen - die met grimmige vastberadenheid wordt gespeeld. Kinderen vinden het jammer te moeten horen dat volwassenen niet meer willen spelen omdat het eigenlijk kinderachtig is. Dergelijk verlies van speelruimte maakt ze droevig. Hoe groot is het verschil tussen het spelende kind en de volwassene die niet meer kan spelen! En wat als er niet meer gespeeld mag worden en alleen maar opgelegd...

Onzekerheden en onduidelijkheden vinden uiting in dit spel van vraag en antwoord. De vraag wordt gesteld in de hoop dat zij juist is. De behoefte om te communiceren - soms zelfs om iets te bekennen - is altijd aanwezig. De oprechte speelsheid vergroot het plezier van zelfexpressie.

Het is vaak genoeg gezegd: een vooruitstrevende samenleving heeft mensen met visie nodig. Aan makke en volgzame volwassenen heeft zo'n samenleving niet veel als het erop aankomt nieuwe ideeën te vinden. Maar wat als de wil om vooruit te denken reeds in de kindertijd wordt tegengehouden? In de ontwikkeling van individuen lijkt generativiteit om nieuwe gedachten te vormen tegenover stagnatie te staan. Helaas vermorzelt stagnatie de oprechte speelsheid. De weg naar volwassenheid is niet altijd het zelf gekozen pad in onze samenleving die excelleert in het stroomlijnen van rollen, het uitdelen van harnassen.

Wat is de vroedvrouwmethode eigenlijk?

Hoe moeilijk is het om je beslissing niet door emoties te laten bepalen. Toch is het belangrijk de filosofische vraag nuchter en redelijk te onderzoeken en helder te redeneren. Emoties willen de gedachten weleens vertroebelen. Als je dat bij jezelf toelaat dan ben je al lang niet meer bezig om voor jezelf te denken. Het grillige gemoed heeft het stuur overgenomen. Kan jij dan nog een kapitein van je eigen gedachtekettingen zijn?

Het doel van filosoferen met kinderen is bij kinderen een beredeneerd en zelfstandig inzicht te wekken. De vragen stellen ze voor een probleem. Soms zelfs een dilemma. Ze kiezen een van de twee. Waarom kiezen ze juist de ene en niet de andere? En dan gaat het erom dat ze geholpen worden met nog meer gerichte vragen. De keuze moet beredeneerd worden: het ene principe kan belangrijker zijn dan het andere. De vragen die dan gesteld worden, willen weleens ergernis oproepen. Het zal je overkomen, zeg! De gespreksleider laat je zo lang praten tot je jezelf vastgepraat hebt of tot je jezelf aan het herhalen bent.

De methode achter al die gerichte vragen is de vroedvrouwmethode. De moeder van Socrates was vroedvrouw. Hij moet gezien hebben hoe ze kinderen ter wereld hielp brengen. Dat wilde hij ook met kennis doen. Vragen stellen aan iedereen die hij op straat tegenkwam. Hij deed dat niet om ze kennis te laten spuien. Nee, het kwam niet aan op alwetendheid of welsprekendheid. De persoon moest inzicht tonen. Het was aan Socrates dat inzicht geboren te laten worden. Velen bezitten immers weinig tot geen inzicht. Sommigen juist verbluffend veel. Zonder het zelf te weten. Zoals kinderen.

Kinderen die nog in de buik van moeder zitten, nemen een voorname plaats in. Niet alleen in de buik van moeder maar ook in Plato's ideeënleer. Ongeboren kinderen immers hebben de ideeën volledig kunnen schouwen. Bij de bevalling echter gaat al die kennis verloren. We moeten alles van het begin af aan leren. Onze zintuigen helpen daarbij. Als alles goed gaat met dat leren zorgt onze waarneming ervoor dat we ons herinneren wat we bij de geboorte verloren hebben. Maar bij al die kennisverwerving gaat het nogal eens mis. Er waart immers meer schijnkennis op onze aardbol rond dan echte kennis. De aardse schijnwerkelijkheid overschaduwt het vuur - dat ergens diep in ons nog brandt - van de echte kennis. Het zal niemand meer verbazen dat de vroedvrouwmethode zich richt op het inzicht dat door alle dagelijkse beslommeringen (we houden ons aan de metaforen...) verstopt wordt zoals, naar Plato, de ziel in het lichaam als in een kerker is opgesloten.

Stel dat de ziel inderdaad in een gevangenis zit. Dan zullen er ook wel bezoekuren zijn, nietwaar? Welnu, de vroedvrouwmethode zorgt ervoor dat er tijdens die bezoekuren ook daadwerkelijk iemand op bezoek komt! En als het lukt dan smokkelt de bezoeker een brood met daarin een vijl mee de gevangenis in!