Is filosoferen wel leuk?
Wees niet ongerust! De meeste kinderen beleven plezier aan filosoferen. Ze vinden het geweldig als je ze vraagt wat ze weten. Ze gaan gretig in op filosofische vragen. Je moet die vragen natuurlijk wel aanpassen aan de mate waarin ze abstract kunnen denken. En onder ons, een leerkracht die geen rekening houdt met hun ontwikkelingsniveau, bestaat toch vandaag de dag niet meer?
Filosoferende kinderen zijn geen dubbende mini-volwassenen die zich als hermieten aan de vragen des levens wijden. In de workshops gaat het er levendig aan toe. Niet alleen met woorden. Verbazingwekkend soms hoe treffende kinderen hun hersenspinsels niet alleen kunnen verwoorden maar ook kunnen tekenen. En geen filosofische gedachte is voor hen te hoog gegrepen. Op de vraag of God bestaat heeft een jongen van zeven geantwoord: ‘Als ik een kindje krijg en ik noem het God, dan bestaat God echt.’
De grootste valkuil bij ‘Filosoferen met kinderen’ is dat de begeleider de moraliserende toer opgaat, het kind op gebaande paden leidt, dingen uitlegt waar het niet om heeft gevraagd. Ja, zo stimuleer je een kind toch niet om zelfstandig te denken. Het is belangrijk dat je als begeleider die vragen kiest die de interesse van het kind wekken. Reken maar dat ze dan met plezier reageren. Kinderen willen dan verder denken en duidelijk zijn. Dus, beste begeleider, leef je in de wereld van het kind in, word zelf weer kind, blijf de gedachtekronkels van de kleine filosofen volgen, stuur ze via vragen, reik ze nieuwe perspectieven aan. En de filosofische uitspraken die zij dan doen zijn een genot om te horen!
Opdrachten voor in de klas
1. Vorm groepjes van vier à vijf studenten in de klas, bepaal wie de woordvoerder van de groep is en zoek gezamenlijk naar een antwoord. De docent bepaalt welke vraag door de klas besproken wordt. Zorg ervoor dat de stoelen (per groep) in een cirkel staan. Een tafel in het midden kan ook. De woordvoerder mag aantekeningen maken en deze gebruiken voor de presentatie van het gezamenlijk antwoord. De docent legt de diverse groepjes een tijdslimiet op. Na de aangegeven tijd geven de woordvoerders hun groepsstandpunten weer. De docent zoekt naar overeenkomsten tussen de diverse standpunten, maar vooral stipt hij of zij de verschillen aan. Voer op basis van die verschillen een klassendiscussie. Laat de studenten aan het woord en zoek vooral niet met ijzeren discipline naar een heldere rode draad.
2. Elke leerling kiest uit de geschiedenis van de filosofie een kort authentiek stukje van een filosoof, dat bijvoorbeeld door de docent is verdeeld.(Het mag natuurlijk ook een stukje uit de bovenstaande tekst zijn.) De volgende dag komt de leerling met een korte mondelinge samenvatting ervan en stelt hij of zij een open filosofische vraag Deze vraag moet dan worden beantwoord door een andere leerling. De docent kan die leerling aanwijzen, maar de bedenker van de vraag mag dat ook doen. Het is wel de bedoeling dat alle leerlingen een vraag stellen en iedereen een antwoord kan geven. Dus, twee antwoorden voor één leerling kan niet.
3. De tekeningen die gemaakt zijn, geven vooral de persoonlijke indruk van de tekenaar weer. Misschien heb jij bij het lezen van de tekst heel andere beelden. Maak aan de hand van een stukje tekst of met behulp van een vraag een filosofische tekening. De docent kan elke leerling een ander stukje tekst geven. De leerling maakt liefst een tekening zonder woorden en houdt het stukje tekst voor zich zodat de anderen zelfstandig kunen raden wat hij of zij met de tekening heeft willen zeggen. De maker komt voor de klas te staan en toont de tekening. (Het is daarom aangewezen een grotere tekening te maken en geen gepriegel op een vierkante centimeter.) Pas aan het eind van de klassikale gissingen geeft de maker de bedoeling van het kunstwerk prijs. (Voor deze opdracht kan er natuurlijk ook geverfd worden.)
4. In de boeken van bijvoorbeeld Peter Sloterdijk vind je een enorme hoeveelheid foto's die stuk voor stuk een filosofische boodschap uitdragen. Maar ook in boeken die over de geschiedenis van de filosofie gaan of speciaal voor het onderwijs zijn geschreven vind je illustratieve foto's.
De docent geeft de leerlingen de opdracht om uit een krant of een tijdschrift een foto te knippen en die op een wit vel te plakken. (Geef die opdracht niet voor de volgende dag, want de kans is redelijk groot dat de ouders van een leerling zich bekeken voelen omdat ze helemaal geen kranten of tijdschriften meer lezen, of dat - in een milieuvriendelijke gemeente - alle kranten en tijdschriften die avond juist zijn opgehaald door de ophaaldienst.) De leerling komt ook hier voor de klas te staan en laat eerst de anderen zijn of haar foto van commentaar voorzien. (Het spreekt voor zich dat al te persoonlijke, hekelende dan wel beledigende opmerkingen binnen de perken van het redelijke worden gehouden; ik ga er echter voor het gemak vanuit dat de docent niet te permissief noch te autoritair is.) Pas aan het eind van de klassikale gissingen maakt degene die het knip- en plakwerk heeft uitgevoerd zijn of haar idee achter de foto bekend.