Inleiding

Voorstellen

Wij, Joyce Spek, Zübeyde Barutcu, Nora Chokry, Sinem Solak en Lotte van Meggelen volgen de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn. Dit verslag hoort bij een cursus uit het tweede leerjaar en heet ‘Samenwerkend leren’. In subgroepen van vijf personen is ons gevraagd om een lesprogramma te schrijven op een methodische wijze.

Vanuit het bloemmodel van Klatter (2015), zie figuur 3, is een segmentenmodel waar de docent centraal staat. Het bloemmodel bestaat uit totaal vijf segmenten. Genoemd: doelgroep, context, content en didactische methoden. Deze Wikiwijs is gebasseerd op het bloemmodel (Klatter, 2015). De eerste twee, doelgroep en context staan hieronder uitgewerkt. De segmenten content en didactische methoden worden uitgebreid beschreven in de verantwoording van de lessen.

Doelgroep

Het lesprogramma waarvoor gekozen is gaat over de beroepspraktijkvorming (hier verder genoemd als stage) op het Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs (VMBO) en is gericht op uitstroom Basis Beroeps (BB) en Kader (K). Het lesprogramma is een handleiding voor docenten om de leerlingen te kunnen begeleiden binnen de maatschappelijke stage. Voorafgaand aan het maken van het lesprogramma hebben wij eerst mogen dromen over hoe wij de invulling van het lesprogramma zouden willen en wat de uiteindelijke uitkomsten zouden kunnen zijn. Hierna zijn deze samengevat in een definitie. Het lesprogramma is opgenomen in WikiWijs.nl en hierdoor zichtbaar voor docenten die de handleiding nodig hebben om de leerlingen voor te bereiden op hun stage.

Context

De context is opgedeeld in drie specifieke delen. De specifieke leeromgeving, doorlopende leerlijn en de context van het beroep (Klatter, 2015). De hebben wij samengevat in onze dromen. Daarnaast verwijzen wij u naar de verantwoording om meer te weten te komen over de context.

Wij dromen ervan dat leerlingen in de toekomst meer zelfstandig zijn en zich meer hebben ontwikkeld in het vak. Dat zij meer inzicht krijgen naar welke weg zij moeten lopen om te komen tot het beroep van hun keus. Wij willen de leerlingen dieper laten leren op stage zodat ze meer inzicht krijgen over wat zij willen worden.

De definitie van stage is als volgt:

Stage is een ontdekkingstocht naar kwaliteiten en talenten die een leerling heeft en kan gebruiken binnen een maatschappelijke functie waarbij burgerschap en sociale integratie wordt bevorderd door de verschillende activiteiten waar de leerling mee te maken krijgt in de stage (Griendencollege, 2019) (Het Pleysier College Delft, 2019) (Rotterdam Design College, 2019).

De leidende vraag voor het maken van het lesprogramma

Op welke manier kan de docent lessen ontwerpen voor hun leerling, zodat de basiskennis die zij geleerd hebben binnen hun opleiding, kunnen toepassen en analyseren en vanuit hier kunnen kiezen voor de juiste vervolgopleiding?

Motivatie

Onze motivatie om de opdracht te schrijven komt vooral voort uit duidelijkheid meegeven aan docenten. Het meegeven van zelfwaardering het krijgen van zelfvertrouwen bij de leerlingen is belangrijk tijdens de stage. Ook moeten zij iets zoeken wat aansluit bij kwaliteiten. Hierin moeten zij hun eigen kwaliteiten ontdekken. Door de stage kunnen ze een ander zelfbeeld krijgen (Geerts & Van, 2016).

Wij willen graag dat de leerling intrinsiek gemotiveerd gaat worden voor hun vervolgopleiding. De docent is leidend in deze zoektocht. Maar toch is er nog veel onduidelijkheid over wat zij kunnen doen voorafgaan, tijdens en na de stage. Het lesprogramma is dan ook gericht op de docenten en niet op de leerlingen. Wij hopen met dit lesprogramma de docenten hulp te bieden bij het begeleiden van de stage (van der Donk & van Lanen, 2016).

Lesprogramma in het kort

Ruim voorafgaand aan stage wordt er door docenten een lesprogramma geschreven. Omdat elke VMBO school zijn eigen visie heeft, willen we door middel van lessen aan de docenten, een passend leerplan bedenken gericht op stage. De lessen zijn zo ingedeeld dat de docent chronologisch het stagebegeleidingsplan gaat schrijven. Het begint met het zoeken naar de stage. Wat zou je willen? En waar zou je stage kunnen lopen? Tot aan het einde, de nazorg, waarbij ook ouders worden betrokken.

Om deze waardes te integreren in is het lesprogramma opgedeeld in drie hoofdstukken. De drie waardes zijn vanuit onze dromen naar voren zijn gekomen. Ook sluiten deze waardes aan op de drievoudige kwalificaite van Klatter (2015). Namelijk burgerschap, vakmanschap en loopbaanoriëntatie. Hierna genoemd als Zelfontplooiing, Vakkennis en Toekomstgericht.

Zelfontplooiing

Zelfontplooiing wordt in dit beleid gezien als een kennismaking met de kwaliteiten van de leerlingen. De leerlingen worden hierin voorbereid door de docent. De docent gaat met de individuele leerling in gesprek over wat hun motivatie is. Het is de bedoeling dat de leerling ontdekt waar hij goed in is. Dit betekent dat er voorafgaand aan de stage er persoonlijke leerdoelen worden opgesteld. Dit gebeurt 4 weken van tevoren (Rath, 2018).

Vakkennis

Tijdens de stage krijgt de leerling opdrachten. Deze opdrachten krijgen zij twee weken voor de stage. Van deze opdrachten moet een planning worden gemaakt. Hierbij is ondersteuning nodig van de docent. Hierbij wordt ook gelet op welke vakkennis zou de leerling nodig hebben om de stage met een goed gevoel af te ronden (Teitler & Fenijn, 2017).

Toekomstgericht

Na de stage is de begeleiding van de docenten nog niet voorbij. Vanuit de ervaringen op stage komen er nieuwe opdrachten. De opdrachten zijn er opgericht om de leerling voor te bereiden op hun vervolgstudie.

Hieronder een kort filmpje over vmbo leerlingen die stage gaan lopen. In het filmpje is te zien wat voor begeleiding de leerlingen krijgen.
https://www.youtube.com/watch?v=RS36vMU3Avk