Opdracht 4.C. Spreekvaardigheid
Je gaat met elkaar in gesprek. In tweetallen of in groepjes.
Kies uit de volgende onderwerpen of bedenk zelf een onderwerp waarover je wilt praten in de voltooide tijd.
- Vertel elkaar wat je in de vakantie hebt gedaan.
- Vertel elkaar wat je afgelopen weekend hebt gedaan.
- Vertel elkaar wat je deze week op school hebt geleerd.
- Vertel elkaar hoe je kerst / oud en nieuw hebt gevierd.
- Vertel elkaar wat je gisteren hebt gekookt en hoe je het gerecht hebt bereid.
Opdracht 5. Wat gebeurd er? Vertel het verhaal.
** Opdracht 6. Vrije spreekopdracht
Vertel een verhaal ( echt gebeurd ) of niet echt gebeurd.
Gebruik de voltooide tijd.
Maak gebruik van de volgende elementen:
- Wie
- Wat
- Waar
- Wanneer
- Waarom
- Hoe