Opdracht

Context

Als je een project moet uitvoeren, heb je vaak met veel verschillende factoren en mensen te maken. Om te zorgen dat het project overzichtelijk wordt en blijft en om te zorgen dat het project tot een goed einde wordt gebracht, schrijf je een plan van aanpak. In een plan van aanpak vertel je waarom je dit project gaat uitvoeren, hoe je dat wilt doen en wat je ermee wilt bereiken.

Opdracht

In deze opdracht ga je een plan van aanpak schrijven en een teamcontract opstellen voor dit project. Je verzamelt alle informatie die je nodig hebt om een goed beeld te krijgen van het project. Lees de opdracht goed door, luister naar de mondelinge toelichting van de docent, en overleg met je groepsleden zodat jullie hetzelfde beeld hebben van de opdracht. Maak met je groepsleden een taakverdeling en spreek af wie waar verantwoordelijk is. Daarna maak je een planning waarin je voor jezelf duidelijk maakt wanneer je wat af moet hebben. Het plan van aanpak bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  1. Doel van het project
    Formuleer zo helder mogelijk welk doel met dit project bereikt gaat worden. Welke voordelen worden behaald? Deze beschrijving wordt overgenomen uit de projectopdracht en kan eventueel worden aangescherpt.
  2. Op te leveren eindresultaat
    Beschrijf het eindresultaat dat wordt opgeleverd zo SMART mogelijk. Geef daarnaast duidelijk aan wat alle deelproducten zijn die opgeleverd worden.
  3. Afbakening
    Beschrijf in detail wat er WEL en WAT NIET binnen het project valt (resultaten en activiteiten). Op deze manier worden er geen onnodige dingen gedaan en wordt er ook niks vergeten.
  4. Projectaanpak/fasering
    Beschrijf de uitvoeringsfasen (de projectopdrachten) die doorlopen worden om tot het eindresultaat te komen. Noem per fase het tussenresultaat als beslismoment van deze fase.
  5. Projectorganisatie en -communicatie
    Beschrijf wie in welke rol betrokken is in dit project. Maak eventueel gebruik van een organigram. Beschrijf per rol de taken/verantwoordelijkheden en de periode/frequentie wanneer deze persoon nodig is. Beschrijf wanneer groepen bij elkaar komen en met welke frequentie.
  6. Planning
    Maak een planning met daarin de volgende onderdelen: