Hoge wolkensoorten.

In een weerkaart wordt een depressie als volgt weergegeven:

Het warmtefront rechts (van de halve bolletjes kan je een denkbeeldige W maken) en het koufront links (van zo'n driehoekje kan je een denkbeeldige K maken).

Uiteraard zien we de depressie hier van boven en is het schematisch getekend.
In werkelijkheid ziet een deressie eruit als onderstaande satellietfoto:

We zien dat aan de randen van de depressie de wolken uitelkaar geplukt worden als gevolg van de middelpunt vliedende kracht en de wind.
Naarmate we meer naar het midden van de depressie komen wordt het wolkendek steeds dichter en dikker.
Van de rand naar het midden van de depressie liggen de wolkenhoogtes ook van hoog naar laag.

Helemaal aan de buitenkant van de depressie kunnen zich ijskristalletjes bevinden die soms zichtbaar zijn als een kring om de zon of de maan.


"Kring om de maan, met het mooie weer gedaan".
"Kring om de zon, regen in de ton".


Dit is het allereerste signaal dat er een depressie nadert.
Naarmate de depressie dichterbij komt komen er dus steeds meer wolken op steeds lagere hoogtes die met steeds meer waterdamp gevuld zijn.

(In de buurt van het centrum zijn de wolken zo ver met water gevuld dat de druppels te zwaar worden, niet meer verdampen en naar beneden vallen als neerslag.)

Een doorsnede van een depressie ziet er dan ook als volgt uit:

Met rechts de hoge (cirrus) wolken en in het midden de lage (cumulus) wolken.
De namen van wolken gaan we het hierna over hebben.