Aanpassingen aan de primaire levensbehoeften

Op een dag vroeg de moeder van Roodkapje of ze wat eten en drinken naar oma wilde brengen die in het bos woonde. Dat wilde Roodkapje wel en ze ging op weg. Moeder waarschuwde om wel om de weg te blijven en niet dwars door het bos te gaan dwalen. Roodkapje liep door het bos en zag mooie bloemen staan en die ging ze plukken. De boze wolf zag haar bloemen plukken en vroeg waarom ze dat deed. Roodkapje vertelde dat dit voor haar oma was die verderop in het bos woonde. Hierdoor kwam de wolf tot een plan, hij deed net of hij Roodkapje was en kwam zo binnen bij oma en at haar in een keer op. De wolf deed de kleren van oma aan en ging in het bed liggen. Toen Roodkapje aan de deur kwam zei de wolf met een verdraaide stem dat Roodkapje zelf de deur moest open doen en binnen kon komen.
Roodkapje kwam dichterbij en zag de armen van oma.

"Maar oma, wat heeft u een grote armen?" De wolf antwoordde, "dat is om je beter vast te kunnen houden, liefje."
"Maar oma, wat heeft u een grote oren?" "Dat is om je beter te kunnen horen."
"Maar oma, wat heeft u een grote ogen?" "Dat is om je beter te kunnen zien."
En toen kwam de laatste vraag van Roodkapje. "Maar oma, wat heeft u een grote mond?"
De wolf kwam omhoog en zei: "Dat is om jou beter te kunnen opeten." Hij pakte Roodkapje en at haar meteen helemaal op.

In dit verhaal wordt de suggestie gewekt dat de wolf grote oren heeft omdat hij goed moet kunnen horen. Deze fout wordr ook vaak gemaakt, wanneer het begrip aanpassing of adaptie wordt uitgelegd aan kinderen. Beter is om in dit verband te zeggen dat de wolf grote oren heeft en daardoor goed is uitgerust om een prooi te lokaliseren. Dit is een klein verschil, maar wel van groot belang.