Dieren zijn betreft hun lichaamsbouw aangepast om zich te kunnen voortbewegen en te kunnen ademhalen in hun specifieke leefomgeving. De verschillende leefomgevingen die we onderscheiden zijn: het water, het land en in de lucht.
In je tekstboek op bladzijde 120 t/m 125 staat uitgelegd welke verschillen we in lichaamsbouw kunnen waarnemen. In deze tekst staan allemaal belangrijke scheefgedrukte woorden, deze woorden heb je nodig voor de volgende (extra) opdracht.
Je ziet hieronder een bestand, in dit bestand vind je een tabel die je moet gaan invullen. Het is de bedoeling dat je per leefomgeving aangeeft welke aanpassing een dier op het gebied van voortbewegen en ademhaling heeft gedaan. Deze aanpassingen worden grootendeels aangegeven in de scheefgedrukte woorden in de tekst.
Download dit bestand en vul hem in!