Dieren hebben een aantal primaire levensbehoeften, die over het algemeen bestaan uit de aanwezigheid van:
De plek waar een dier leeft en waar an zijn primaire levensbehoeften kan worden voldaan, noem je zijn habitat. Een goede habitat neemt zoveel ruimte in als nodig is om aan de levensbehoeften van een dier tegemoet te komen. Habitatsvernietiging is een belangrijke oorzaak voor het uitsterven van soorten. Bekijk de video hieronder:
Australiƫ bosbranden https://www.youtube.com/watch?v=0DfxqHShs00
In dit deel van de WikiWijs gaan we kijken naar de aanpassingen van roofdieren om voedsel te bemachtigen. Vooral roofdieren moeten goed toegerust zijn om een prooi te bemachtigen, een grazende koe kan daarintegen een week in de zelfde weide te eten hebben.
Waarneming
Roofdieren hebben een uitzonderlijk goede waarneming nodig. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van zintuigen die bij roofdieren een belangrijke rol spelen:
Sommige dieren kunnen prikkels waarnemen die wij niet kunnen waarnemen. Zoals Karpers, zij hebben een gespecialiseerd zintuig in hun zijlijnkanaal waarmee ze drukverschillen in het water kunnen waarnemen. Zulke drukverschillen worden namelijk veroorzaakt door prooidieren.
Lichaamskenmerken
Verder zijn er naast de zintuigen nog meer lichaamskenmerken die een rol spelen bij het verkijgen van voedsel. Een belangrijk kenmerk is namelijk het gebit en het verteringsstelsel van het dier. Dieren zijn door hun verschillende dieet grofweg in drie groepen in te delen. Planteneters (herbivoren) eten enkel plantaardig voedsel. Vleeseters (carnivoren) eten enkel dierlijk voedsel. En alleseters (omnivoren) wisselen plantaardig en dierlijk voedsel af. Hierdoor is de samenstelling van het gebit en de bouw van het verteringsstelsel bij elk type dier anders. Hieronder zie je een overzicht.
Gebitten
Het type gebit | |
Herbivoor | Planteneters moeten hun voedsel van de planten af kunnen snijden en kunnen vermalen. Ze hebben daarom flinke snijtanden, vaak niet eens hoektanden en een lange rij plooikiezen in hun bek. Grazers gebruiken ook vaak hun tong om bosjes gras bijeen te pakken en langs de snijtanden te halen. De plooikiezen werken als een soort molenstenen. |
Carnivoor | Vleeseters moeten hun voedsel vangen en vaak zelf doden. Ze hebben daarom kleine snijtandjes, grote hoektanden en knipkiezen in hun bek. De hoektanden gebruiken ze om hun prooi vast te pakken en dood te bijten. Met de knipkiezen knippen ze hun prooi in stukjes. |
Omnivoor | Alleseters moeten met hun gebit dus planten kunnen snijden en malen, maar ook vlees kunnen vastpakken en scheuren. Ze hebben daarom snijtanden, hoektanden en kiezen van ongeveer gelijke grootte en de kiezen zijn knobbelkiezen. Knobbelkiezen zijn niet zo plat als de plooikiezen en niet zo puntig als de knipkiezen. Ze zijn multifunctioneler. |
Lijven
Type lichaam / verteringsstelsel | |
Herbivoor | Planteneters hebben meestal een wat logger lichaam. Dat komt omdat planten moeilijker te verteren zijn dan vlees. Hun darmen zijn daarom lang. Zo heeft het lijf lang de tijd zoveel mogelijk voedingsstoffen uit het voedsel te halen. Ze hebben wel spieren waarmee ze lang rennen goed vol kunnen houden. |
Carnivoor | Vleeseters hebben meestal een slank en soepel lichaam. Vlees is makkelijk verteerbaar, dus hoeven hun darmen niet zo lang te zijn. Door hun lagere gewicht en grotere beweeglijkheid, kunnen ze makkelijker jagen. Ze hebben spieren waarmee ze hard kunnen sprinten, maar ze houden het niet zo lang vol. Als de prooidieren ze in hun sprint voor kunnen blijven, dan overleven ze de aanval, want ze hebben veel meer uithoudingsvermogen. |
Omnivoor |
Alleseters zitten hier net als bij het gebit een beetje tussenin. Omdat de darmen voedingsstoffen uit zowel vlees als planten halen, is de darmlengte gemiddeld. |
Opdracht over tanden en gebit:
Maak een screenshot van deze opdracht als je hem hebt voltooid!