Kijkend naar een representatie valt meestal al snel op hoe de verdeling van frequenties over de verschillende waarden eruit ziet. Zitten de meeste scores juist bij de kleinste waarden of bij de grootste? Of zitten de meeste op een kluitje in het midden? Of nog weer anders?
In deze paragraaf leer je frequentieverdelingen typeren met behulp van kengetallen. Dat doe je al vaak onbewust, bijvoorbeeld:
klas A heeft gemiddeld een , terwijl klas B gemiddeld een
heeft;
het gemiddelde inkomen in land A is veel lager dan het gemiddelde inkomen in land B;
speler A is veel constanter in zijn spel dan speler B.
Bij het typeren van een frequentieverdeling spelen ten minste twee aspecten een belangrijk rol: de ligging (het centrum) en de spreiding.