
Als je dit hoofdstuk doorgewerkt hebt, kun je het volgende.
Je kunt wat meetkundige problemen oplossen met behulp van een vergelijking met één onbekende.
Een driehoek ligt 'vast' als je de drie zijden kent.
Met deze gegevens kun je berekenen of de driehoek stomphoekig, rechthoekig of scherphoekig is.
Je weet ook door welke andere gegevens (hoeken, zijden) een driehoek vastligt.
In dat geval kun je de niet gegeven zijden en hoeken berekenen met behulp van de sinus- en/of de cosinusregel.
Ook kun je dan de oppervlakte van de driehoek uitrekenen.
Berekeningen in complexere figuren kun je terugbrengen tot die in driehoeken.
Als je de rekentechniek gedaan hebt, kun je wortels vereenvoudigen.