Als je het genotype (voor een bepaalde erfelijke eigenschap) van de oudergeneratie weet, kun je met behulp van een kruisingsschema het genotype van de nakomelingen voorspellen.
Je weet namelijk welke genversie(s) elke ouder door kan geven in een geslachtscel en je weet dat deze genversies samenkomen tijdens bevruchting.
Een kruisingsschema is een tabel waarin aan de linkerkant de genotypen van de geslachtscellen van de ene ouder genoteerd staan en aan de bovenkant de genotypen van de geslachtscellen van de andere ouder.
Om een kruisingsschema op te kunnen stellen, heb je de genotypen van de ouders nodig.
Vaak worden die genotypen in de vraagstelling al gegeven; direct of indirect (door het fenotype te geven).
Onthoud dat in een niet-geslachtscel het genotype van elke erfelijke eigenschap altijd uit twee genversies bestaat en dat deze genversies even 'sterk' kunnen zijn of in 'kracht' verschillen.
Het fenotype van een heterozygoot individu verraadt welke genversie dominant is. Een dominante genversie komt immers altijd tot uitdrukking in het fenotype als deze aanwezig is in het genotype, wat bij een heterozygoot het geval is.