beoordelingsmethoden

De verschillende beoordelingsmethoden kunnen invloed hebben op de correlatie tussen beoordelingen van een leraar en de werkelijke prestaties de verschillende methoden:

  1. Informed vs. Uninformed beoordelingen: (ofwel directe en indirecte beoordelingen). Bij informed/directe beoordelingen is de leraar op de hoogte van de test/onderzoek waarmee de beoordeling vergeleken zal worden. Bij uninformed/indirect is de leraar dit niet. De leraar weet dat er een onderzoek plaatsvindt, maar weet niet waarmee zijn beoordeling vergeleken zal worden. Hogere correlaties zijn gevonden voor informed/directe beoordelingen
  2. Punten op de scoreschaal: Er wordt onderscheid gemaakt tussen de hoeveelheid punten die op een schaal worden weergegeven. Schalen met veel punten (categorieën) leveren een verfijnd oordeel, terwijl schalen met weinig punten een meer globaal oordeel leveren. Wanneer een verfijnde schaal is gebruikt, worden hogere correlaties gevonden.
  3. Specificiteit van het oordeel: Een leraar kan een heel specifiek oordeel geven, of een meer globaal oordeel.
    1. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een scoreschaal: niet: laag specifiek
    2. De leerlingen moeten op volgorde worden gezet (van lage prestaties > hoge prestaties): iets meer specifiek
    3. Beoordelingen waarbij de leraar cijfers moet geven: gemiddeld specifiek.
    4. Beoordelingen waarbij de leraar in moet schatten hoeveel goede antwoorden een leerling geeft: meer specifiek.
    5. Beoordelingen waarbij de leraar in moet schatten wat een leerling antwoordt: heel specifiek.

Hoe hoger de specificiteit, hoe groter de correlatie tussen de beoordeling en de prestatie.

      4. Beoordelingen vergeleken met de norm vs. Leeftijdsonafhankelijke beoordelingen: Er            lijkt geen significant verschil in correlatie te zijn tussen beide methoden. Gesuggereerd                    wordt dat het gebruik van leeftijdsonafhankelijke boordelingen tot een hogere correlatie                  leidt,omdat de leraar zich dan kan focussen op ieder individu. Aan de andere kant wordt                  gesuggereerd dat het gebruik van normbeoordelingen een hogere correlatie oplevert,                      omdat de leraar de klas dan kan ordenen en gebruiken als maatstaaf.

5.       Domeinspecifiek: Het lijkt aannemelijk dat het makkelijker is om een goede beoordeling te            doen bij een specifieke beoordeling, dan een algemene beoordeling. Dat maakt ook dat de            verwachting is dat er hogere correlaties gevonden worden bij specifieke beoordelingen dan            bij algemene beoordelingen.