Wat hebben Pim Fortuyn (Nederland), Geert Wilders (Nederland), Donald Trump (VS), Juan Perón (Argentinië) en Hugo Chávez (Venezuela) gemeen? Zij worden allen populisten genoemd.
Populisme komt van het Latijnse woord populus (= volk). Populistische bewegingen beweren te luisteren naar het volk in tegenstelling tot, zo beweren de populisten meestal, de heersende klasse, de elite.
In de tweede eeuw voor Christus bestond er in het Romeinse Rijk een politieke fractie die zich 'Populares' noemde. Zij kwam op voor het ‘gewone volk’, het plebs. Het opkomen voor het gewone volk is nog steeds een van de kenmerken van het huidige populisme.
In de Verenigde Staten werd de term populisten gebruikt voor de People’s Party (1891-1919); haar aanhangers waren boeren die in verzet kwamen tegen landeigenaren en bankiers.
In Latijns-Amerika hadden de populisten hun hoogtepunt tussen de jaren 30 en 50 van de vorige eeuw; naast Perón waren toen in nog een stuk of tien landen regeringen te vinden met charismatische leiders.
In Nederland begint volgens velen het populisme met Hendrik Koekoek die in 1963 met de Boerenpartij in de Tweede Kamer kwam. Sinds de opkomst van Pim Fortuyn is ook in Nederland het populisme niet meer weg te denken.
Een sluitende definitie van populisme is nergens te vinden, wel hebben diverse wetenschappers hun eigen kenmerken van populisme op papier gezet.
In het Westen (Europa, Amerika) zijn de meeste populisten van rechtse snit, terwijl de meeste hedendaagse populisten uit Latijns-Amerika uit de linkse hoek komen.
In Latijns-Amerika spreekt men in het begin van de nieuwe eeuw van een nuevo populismo, een nieuw populisme, waarbij progressieve of linkse regeringsleiders aan de macht zijn gekomen.
Vooral president Evo Morales uit Bolivia trok veel aandacht, met name door zijn afkomst. In 2020 is hij opgevolgd als president door zijn partijgenoot Luis Arce.