De Qur'ãn is in losse delen neergezonden over een periode van 23 jaar. De Qur'ãn is niet neergezonden in boekvorm noch op bladeren. De profeet kreeg dus gedurende 23 jaar openbaringen van Allāh, die na zijn overleden zijn samengebracht tot de Qur'ãn in boekvorm die wij vandaag de dag kennen.
Waḥī (openbaring) = het kennisgeven van Allāh aan degene die Hij kiest, maar op een geheime manier die mensen niet gewend zijn.
Manieren van openbaring aan de profeet:
De profeet kreeg een openbaring op een zeer koude dag en 'Ā'isha zag het zweet van zijn voorhoofd vallen. Dit laat zien hoe zwaar het was om een openbaring te krijgen.
Makkī en Madanī suwar
Het gaat dus niet om de plek waar het is geopenbaard. Zo kan opgemerkt worden dat sommige delen zijn geopenbaard in de stad Makka maar behoren tot het Madanī-gedeelte.
Verhaal van de eerste openbaring
Het was een gewoonte van de profeet om in zijn eentje naar de ḥirā'-grot te gaan om Allāh te aanbidden. Soms verbleef hij daar een aantal dagen. In het jaar 610 verscheen plotseling Jibrīl voor hem en de waarheid daalde op hem neer terwijl hij in de grot was. De engel zei tegen de profeet: "lees!" De profeet antwoordde met: "ik ben geen lezende." Jibrīl greep de profeet en drukte zo hard dat de profeet het bijna niet meer aankon (shock, flauwvallen) en Jibrīl liet los. Dit herhaalde zich nog twee keer. Bij de derde keer zei Jibrīl tegen de profeet de eerste drie verzen van sūra al-alaq: اقْرَأْ بِاسْمِ رَبِّكَ الَّذِي خَلَقَ * خَلَقَ الْإِنسَانَ مِنْ عَلَقٍ * اقْرَأْ وَرَبُّكَ الْأَكْرَمُ (Lees in de naam van jouw Heer, degene die heeft geschapen. Hij heeft de mens uit een bloedklonter geschapen. Lees, en jouw Heer is de meest Edele). De profeet keerde naar huis met de eerste openbaring, terwijl zijn hart hevig bonste. Toen hij bij zijn vrouw (Khadīja) aankwam vroeg hij haar om hem te bedekken. Toen de angst van de profeet voorbij was, vertelde hij de gebeurtenis tegen Khadīja. De profeet zei ook: "ik ben bang dat er iets met mij zal gebeuren." Khadīja troostte de profeet en stelde hem gerust. Zij bracht de profeet vervolgens naar haar neef (Waraqa ibn Nawfal). De profeet vertelde hem wat hij had gezien. Waraqa zei: "dit is dezelfde (engel) die de geheimen bewaart die Allāh naar Mūsá had gestuurd. Ik wou dat ik jong was en kon leven tot de tijd dat mensen je zouden afwijzen/verdrijven." De profeet reageerde verbaasd en Waraqa zei: "eenieder die kwam met iets gelijks waarmee jij bent gekomen, werd vijandig behandeld en als ik in leven zou blijven tot de dag dat je wordt afgewezen/verdreven, dan zou ik je erg steunen." Waraqa ibn Nawfal overleed echter na een aantal dagen.