Stap 1: Uitgestorven industrie?

Waar zijn toch al die fabrieksbanen gebleven?

Vanaf het eind van de achttiende eeuw kwam in Groot-Brittannië de industrie op, daarna ook in andere Europese landen en in Noord-Amerika en ten slotte in Japan, Zuid-Korea, Taiwan en andere landen in Oost- en Zuidoost-Azië. Deze laatste groep landen wordt de nieuwe industrielanden genoemd.
De drie gebieden (Noord-Amerika, West-Europa en Oost- en Zuidoost-Azië) waar de industrie is opgekomen vormen de Triade, het zijn de plaatsen van waaruit de wereldeconomie wordt aangestuurd.

De industrie kwam vooral op door de uitvinding van de stoommachine en daarna die van de explosie- en elektromotor. Deze machines maakten het mogelijk in korte tijd met behulp veel identieke exemplaren van hetzelfde product maken, bijvoorbeeld auto’s. Het kon niet met alle producten; kledingstukken bijvoorbeeld moeten nog steeds deels met de hand worden gemaakt.
In alle gevallen spreken we van maakindustrie omdat in fabrieken concrete producten worden gemaakt.

Lange tijd was de productieketen van producten eenvoudig. Grondstoffen werden naar fabrieken vervoerd en in die fabrieken tot eindproducten verwerkt. Suikerbieten en suikerriet bijvoorbeeld werden verwerkt tot kristalsuiker en suikerklontjes. Of grondstoffen werden verwerkt tot onderdelen of halffabricaten, die op hun beurt naar andere fabrieken gingen om tot eindproducten te worden verwerkt.

Maar vanaf de jaren 60 veranderde de aanpak van de productie door de maakindustrie drastisch. Multinationale bedrijven, bestuurders van veel van de fabrieken, verplaatsten sommige stappen van het productieproces naar andere plekken.

Dat noemen we uitschuiving. Ook besteedden ze delen van het productieproces uit naar toeleveringsbedrijven. Hierbij spreken we van outsourcing.

Kijk naar de afbeelding hierboven en naar het eerste fragment van de video: van begin tot 2:30 min.