Meisjes krijgen vanaf de puberteit dus een ovulatie/eisprong. Hierbij komt een eicel vrij. Deze eicellen zitten in een speciaal zakje. Dat zakje noemen we het follikel. Bij een eisprong knapt het follikel uit elkaar en wordt het eitje eruit "gelanceerd'. Het wordt van de eierstok naar de eileider gegooid. Dit eitje wordt dan door de trilharen in de eileiders als een soort golvend transport naar de baarmoeder gebracht.
Meestal vindt er na de ovulatie/eisprong geen bevruchting plaats, vrouwen willen nou eenmaal niet constant babies maken. De eicel valt dan uit elkaar in de eileider. Ongeveer 14 dagen na de eisprong (of ovulatie) verliest de vrouw het baarmoederslijm van die maand via de vagina. Het baarmoederslijm is niet meer nodig, want er is geen bevruchte eicel die er zal gaan groeien. Wanneer de vrouw bloed en slijm verliest, is ze ongesteld. Je kunt ook zeggen dat ze menstrueert. De menstruatie vindt één keer in de maand plaats. Dit gaat vaak gepaard met een beetje buikpijn of misselijkheid. De baarmoeder is namelijk aan het verkrampen en trillen om het slijm en bloed naar buiten te krijgen.
Rond de ovulatie/eisprong is de vrouw vruchtbaar. Er is dan een levende rijpe eicel aanwezig.
Het plaatje hiernaast moet je als volgt lezen:
Dag 28 t/m dag 4. Als er geen zwangerschapshormonen worden waargenomen en het weer al zijn bloed afgeeft en de vrouw ongesteld is. Al het bloed dat in de baarmoeder zit, verlaat het lichaam via de vagina. Ondertussen blijven de eicel en follikel groeien.
Dag 4 t/m dag 8. Vanaf hier begint de eicel en het follikel te groeien.
Dag 14 t/m 28. De baarmoederwand loopt langzaam aan weer vol met bloed. Ondertussen vindt de eisprong plaats: het eitje explodeert uit het follikel. Alle andere dagen gaat het stukje van de follikel dood en verschrompelt het. Het eitje is al dood, want die leeft maar 12 tot 24 uur. Tegelijkertijd blijft de baarmoederwand zich volzuigen met bloed, want misschien is er wel een baby.
De dag waarop een menstruatie begint, noemen we de eerste dag van een menstruatiecyclus. Bij een meisje dat precies om de 28 dagen ongesteld is, gebeurt de eisprong op de 14e dag. Maar de meeste meiden zijn niet zo regelmatig ongesteld: De cyclus varieert van 26-31 dagen en soms nóg korter of langer.
Heb je een korte cyclus, dan vindt de eisprong eerder plaats, bijvoorbeeld op de twaalfde dag. Bij een langere cyclus vindt de eisprong later plaats, bijvoorbeeld op de zeventiende dag. De periode tussen de eisprong en de volgende menstruatie schommelt wat minder.
Deze periode duurt gewoonlijk zo'n 14 dagen.
Een meisje wordt in de puberteit voor het eerst ongesteld. Vanaf ongeveer vijftigjarige leeftijd is een vrouw niet meer vruchtbaar. Zodra er geen eisprong meer plaatsvindt, stopt de menstruatie. Dit noemen we de menopauze.
(VWO)
Voor de VWO leerlingen komt er nog wat bij. Zij moeten weten hoe de hypofyse het proces van menstruatie aanstuurt. Er is een stappenplan en een schema voor:
De hersenen maken FSH, dit werkt op de follikel
De follikel groeit
Het follikel maakt oestrogeen aan
Het baarmoederslijmvlies wordt dikker
Als de follikel groot genoeg is gaat de hypofyse LH aanmaken
De eisprong (ei in eileider)
Na de ovulatie verandert de rest van het follikel in het gele lichaam
Het gele lichaam gaat progesteron produceren
Eicel wordt bevrucht en gaat eigen hormoon afgeven, waardoor de zwangerschapsmodus aan gaat.
OF
9. Het gele lichaam sterft af door tekort aan LH, FSH en zwangerschapshormoon
10. Geen progesteron meer, baarmoederslijmvlies sterft af.
11. Hierdoor menstrueer je