1. Organisatie niveaus / inwendig en uitwendig milieu

Organisatie niveaus en inwendig / uitwendig milieu

Mensen hebben een constante lichaamstemperatuur van ongeveer 37°C en ze zijn lichamelijk vaak actief. Daarvoor is energie nodig, die door verbranding wordt geleverd. Glucose (druivensuiker) is de belangrijkste brandstof voor onze cellen. Cellen hebben behalve glucose ook zuurstof nodig en nog andere stoffen voor hun stofwisseling. Ze produceren afvalstoffen. Er moet dan ook een constante aan- en afvoer van stoffen plaatsvinden. Gaat dat mis, dan hapert het systeem.

Een constant inwendig milieu rondom de cellen is nodig voor het goed functioneren van de lichaamscellen. Bij een constant inwendig milieu moet je denken aan de juiste osmotische waarde, zodat de cellen niet te veel krimpen of uitzetten. Bovendien moeten de zuurgraad en de temperatuur van de cel omgeving optimaal zijn voor de werking van enzymen. Het handhaven van een constant inwendig milieu noem je homeostase.

Buiten je lichaam, in het externe of uitwendige milieu, zijn de omstandigheden allesbehalve constant. Dagelijks wisselt de temperatuur om je heen, soms is het droog, soms nat. Het uitwendige milieu is voor de cellen een storende factor, waartegen zij beschermd moeten worden. De organen in het lichaam zorgen daarvoor.

Niet alleen de directe omgeving van je lichaam wisselt telkens van karakter. Door je eigen lichamelijke activiteiten wordt ook steeds het inwendige milieu rondom de cellen verstoord. Als je heel actief bent, hebben de cellen zuurstof en glucose nodig en dalen de zuurstof- en glucoseconcentraties rondom de cellen. Elke keer dat er - na het eten - voedingsstoffen in het bloed komen, verandert daarin de concentratie opgeloste stoffen.

In je lichaam werken de verschillende organen samen om er voor te zorgen dat dergelijke verstoringen zo weinig mogelijk negatieve invloed hebben op de cellen.

De inhoud van het spijsverteringsstelsel en de inhoud van het ademhalingsstelsel behoren tot het externe milieu (uitwendig milieu). De inhoud van de cellen, weefselvloeistof, lymfevloeistof en bloed behoren tot het inwendig milieu. Om het inwendig milieu te bekijken moet de arts snijden in de patiënt.

 

 

Voorbeelden

Je kunt het menselijk lichaam beschouwen als een systeem dat de homeostase zo goed mogelijk probeert te handhaven. In het systeem neemt de bloedsomloop een bijzondere positie in. Het bloed wordt rondgepompt en komt langs de ademhalingsorganen. Daar wordt zuurstof opgenomen in het bloed, terwijl koolstofdioxide het bloed verlaat. Uit het verteringsstelsel neemt het bloed voedingsstoffen op. De uitscheidingsorganen filteren afvalstoffen uit het bloed. In figuur 1 zie je dit schematisch weergegeven.

Figuur 1. Homeostase in het lichaam is mogelijk door de samenwerkende orgaanstelsels.

Het bloed komt dichtbij alle cellen. Rondom de cellen zit weefselvocht. Het weefselvocht is een soort 'wisselstation', tussen de cellen van de organen en het bloed. Hierin vindt de meeste uitwisseling van stoffen plaats. De stoffen gaan vanuit het bloed naar het weefselvocht en vanuit het weefselvocht naar de cellen. Andersom gaan de afvalstoffen vanuit de cellen naar het weefselvocht en van daaruit naar het bloed.

Je kunt het lichaam dus beschouwen als een systeem waarin aan- en afvoer van stoffen en de bewerking ervan in samenhang gebeuren, met behulp van een transportsysteem en een regelsysteem.

Dankzij de bloedsomloop wordt in alle behoeften van de cellen voorzien. Het bloed transporteert o.a. zuurstof en voedingsstoffen, koolstofdioxide en afvalstoffen. In het bloed zitten ook hormonen en antistoffen. Hormonen zorgen voor het onderling contact tussen de organen, zij werken als boodschappers. Antistoffen beschermen tegen ziekteverwekkers.