3. Spijsverteringsstelsel (vragen overnemen in je schrift)
1. Welk deel van het verteringsstelsel hoort bij welke functie? (K)
2. Neem dit schema over en vul hem in. (K)

3. Leg uit waarom de maag als tijdelijke opslag van voedsel werkt? (I)
4. leg uit waarom er minder bacteriën in de twaalfvingerige darm leven dan in de dikke darm? (I)
5. Bereken met behulp van de gegevens in de tabel hoeveel liter water gemiddeld per dag de maag verlaat. (T/I)
6. Bereken hoeveel liter water per dag wordt opgenomen in je dunne en dikke darm samen. Je mag er van uitgaan dat ontlasting nog 0,5 liter water bevat. (T)
Tabel: hoeveel vocht komt gemiddeld per dag in het darmkanaal
|
Water |
Hoeveelheid |
|
Alvleessap en darmsap |
Ongeveer 3,5 L |
|
Eten en drinken |
Ongeveer 2 L |
|
Maagsap |
Ongeveer 1,5 L |
|
Gal |
Ongeveer 1 L |
|
Speeksel |
Ongeveer 1 L |
In de onderstaande afbeelding zijn stukje dunne darm en een aantal uitvergrotingen er van weergegeven. Enkele plaatsen in de afbeelding zijn genummerd. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan.

7.Danny heeft twee boterhammen met kaas gegeten. Op plaats 2 worden koolhydraten en eiwitten verteerd. Welk orgaan maakt de enzymen die deze koolhydraten en eiwitten verteren?
8.Op plaats 2 worden ook vetten verteerd. Waar zijn de enzymen voor de vertering van vetten gevormd? (I)
9.Kunnen zich verteringsproducten bevinden: (T)
• op plaats 20?
• op plaats 22?
• op plaats 23?
10.Wat wordt er geproduceerd op plaats 21? (T)
11.Wat gebeurt er met de verteringsproducten die in de dunne darm in het bloed zijn opgenomen? (T)
12.Leg uit wat de functie is van de aanwezigheid van darmplooien en darmvlokken in de binnenwand van de dunne darm. (I)