Organisatie niveaus / inwendig en uitwendig milieu

6. Zet achter elk orgaan de naam van het orgaanstelsel waar het bij hoort. Tip: gebruik de
informatie uit de vorige vraag.
1 biceps
2 bilspier
3 bronchie
4 kleine hersenen
5 lever
6 polsslagader
7 wervelkolom
7. Wat is je inwendig milieu? (K)
8. Om een constant inwendig milieu te handhaven werken veel organen/orgaanstelsel samen.
Schrijf de namen van 5 organen onder elkaar en schrijf erachter welke functie dit orgaan heeft
in het gelijk houden van het inwendig milieu. Zie figuur 1.
Kies uit: - Voedingsstoffen afbreken en opnemen, - Gaswisseling (O2 opnemen, CO2 afgeven, - Vet opslaan, - Stoffen opslaan, - Afvalstoffen uit het bloed halen en afgeven
Vul in:
|
Longen |
|
|
Dunne darm/ spijsverteringsstelsel |
|
|
Nieren |
|
|
Lever |
|
|
Onderhuidsbindweefsel |
|