Het bruto binnenlands product per hoofd wordt gebruikt om de welvaart van een land te meten. Dit heeft zijn nadelen. Een nadeel is bijvoorbeeld dat het een gemiddelde is. Je kan er niet uit halen hoe arm de bevolking is en ook niet hoeveel armen er zijn in een land. Vaak heb je in ontwikkelingslanden een klein groepje mensen die super rijk is. Terwijl een groot deel van de bevolking arm is en in grote armoede leeft.
Een goed voorbeeld hierval is India. India heeft meer milijonairs dan de Verenigde Staten (VS) maar aan de andere kant moet ongeveer 60% van de Indiase bevolking leven van €2 per dag.
Deze ongelijke verdeling zie je niet alleen in ontwikkelingslanden maar ook in rijke landen zoals, de VS. Deze grote verschillen tussen groepen mensen noemen we sociale ongeleijkheid.
Als er tussen gebieden een groot verschil is in welvaart en welzijn, dan noem je dat regionale ongelijkheid. Dit kom je tegen in arme landen maar ook in rijke landen. In mexico bijvoorbeeld verdienen ze aan de grens met Amerika gemiddeld meer dan in het zuiden. In Engeland verdienen je in de regio London ongeveer 40% meer dan in de regio Wales. Maar je in London ook dat er regionale verschillen zijn. Je hebt bijvoorbeeld volksbuurten en villawijken. Je zie dus dat je regionale verschillen kan in- en uitzoomen.
In Nederland werkt men voor een bedrijf, voor de overheid of hebben een eigen bedrijf. Krijgen elke maand ongeveer hetzelfde loon en betalen allemaal netjes belasting. Ze werken in de formele sector. Alles wat wordt verdiend telt voor het bbp van een land.
In arme landen is dit niet altijd zo. Boeren die werken vaak zelfvoorzienend. Deze opbrengsten worden niet opgegeven bij de belastingdienst. Ook in de steden wordt er geld verdiend in de informele sector. Denk hierbij aan schoenen poetsers, winkeltjes, kleermakers of straatmuziekanten.