We zien om ons heen dat de wereld steeds 'kleiner' wordt en dus krimpt. Niet letterlijk maar figuurlijk. We zien namelijk dat alles steeds makkelijker wordt, denk hierbij bijvoorbeeld aan de producten die verkrijgbaar zijn in de supermarkt. In de supermarkten kan je bijvoorbeeld mango's uit Brazilië krijgen. We zien dit niet alleen bij voeding maar ook bij kleding. Het shirt wat je nu draagt is misschien wel helemaal in China gemaakt en China is niet om de hoek! De goederen maken dus een hele reis om de wereld.
Dit geldt niet alleen voor goederen. Kijk bijvoorbeeld naar je smartphone. Je smartphone houdt je constant op de hoogte. Je kan binnen no time weten wat er aan de andere kant van de wereld gebeurt. Waar je bent of hoe laat het is maakt niet uit. Je wordt constant op de hoogte gehouden door je smartphone.
Het gevolg hiervan is dat gebieden op aarde op heel veel verschillende manieren met elkaar verbonden zijn → globalisering.
Bij globalisering zijn eerst een paar ontwikkelingen aan vooraf gegaan.
Door het globaliseren veranderde er twee belangrijke zaken in de wereld na 1980:
1. De rollen van de drie blokken verandert. Vroeger verdiende de periferie landen grotendeels hun geld met het verkopen van grondstoffen. Deze grondstoffen zijn producten die nog niet bewerkt zijn zoals, katoen.
Deze grondstoffen werden door de rijkere landen verwerkt tot halffabricaten. Deze halffabricaten zijn dus bewerkte stoffen zoals, geweven stof. Vervolgens maakte ze er een eindproduct van. Denk maar aan jou T-shirt.
Na 1980 verhuisde veel multinationals hun productiebedrijven naar landen in de periferie en de semiperiferie. Dit deed men omdat, de lonen veel lager waren in die landen. Soms wel twintig keer lager dan in Nederland.
2. Verschuiving van welvaart. In landen in de semiperiferie (vooral de grote landen zoals China en India) groeit de economie hard. In de rijke centrum landen gaat de groei langzaam. De VS heeft vandaag de dag nog de grootste economie in de wereld maar dit zal vast niet meer zo lang duren. China neemt waarschijnlijk de koppositie over.
De verschillen tussen centrumlanden en de semi periferielanden worden kleiner.
Er zijn ook landen die arm blijven. Dit zijn landen en gebieden die nauwelijks of geen grondstoffen hebben. Deze landen blijven arm. De mno’s willen hun geld niet investeren in de landen waardoor de landen een stuk minder verdienen dan landen die wel grondstoffen hebben om te verkopen.