Adel: De groep van machtige boeren (heren). De adel had bepaalde voorrechten. Ze hadden vaak veel grond en bestuurden een bepaald gebied.
Christendom: Het geloof in God volgens de ideeën van Jezus Christus.
Monnik: Iemand die helemaal voor het geloof leeft.
Heiden: Iemand die niet in God geloofde.
Heer: Een machtige boer die veel grond bezat. Hij was de baas van een grote, sterke boerderij.
Horige: Een boer die zelf geen grond had, maar werkte op het land van een heer. Zonder toestemming mocht hij het land van de heer ook niet verlaten.
Islam: De godsdienst die Mohammed (vzmh) heeft gesticht. De god van de islam heet Allah.
Koran: Het heilige boek van de islam. Hierin staan de belangrijkste regels en voorschriften van dit geloof.
Moskee: de kerk van de islam.