2.1 De wereld van het geld

Geld is erg handig. Je werkt voor geld en kunt geld wisselen voor goederen en diensten. Je kunt geld aanraken; je gebruikt het bijvoorbeeld om naar een kapper te gaan. Als je geld aan dingen uitgeeft, heeft het geld de functie van ruilmiddel. Als je geen geld uitgeeft, kun je het gebruiken om te besparen: functie van spaarmiddel. Geld is ook geschikt voor berekeningen. Geld heeft ook een functie als rekenmiddel, omdat je kan zien hoeveel iets waard is. Een voorbeeld hiervan: je hebt 35 euro en een tas die je wilt kopen kost 40 euro. Je kan berekenen dat je 5 euro tekort komt.

 

In de economie zijn er twee verschillende soorten geld: chartaal geld en giraal geld. Chartaal geld is geld dat je kunt aanraken: bankbrieven en muntjes. Giraal geld is het geld dat op een bankrekening staat. Je kunt op verschillende manieren betalen met giraal geld.

 

Als je geld op je rekening hebt staan, dan heb je een positief saldo. Dit heet creditsaldo. Maar je kan ook in de min staan, dit heet debetsaldo. Dan geef je meer geld uit dan dat je daadwerkelijk hebt en sta je rood bij je bank.

Als je een bijbaantje hebt en je krijgt betaald door geld op je rekening te ontvangen, heet dit indirecte ruil. Dit is "indirect" omdat je van dat geld weer iets kunt kopen. Aan de andere kant kun je ook betaald krijgen door goederen of diensten te ontvangen van je werkgever. Dat heet betaald krijgen in natura of directe ruil.