Inleiding thema: de korte twintigste eeuw
De periode tussen 1914 en 1991 noemt men ook wel “de korte twintigste eeuw”.
Men laat de vorige eeuw dan beginnen in 1914 (de uitbraak van Eerste Wereldoorlog) en eindigen in 1991 (het uiteenvallen van de Sovjet-Unie). Binnen dat tijdperk kunnen we vier perioden onderscheiden:
Totalitaire ideologieën
In dat interbellum ontwikkelen zich drie totalitaire regeringsvormen: het communisme, het fascisme en het nationaalsocialisme. Totalitair wil zeggen: de inwoners van het land moeten denken en handelen zoals de machthebbers dat willen: er is nauwelijks persoonlijke vrijheid.
Fascisme en nationaalsocialisme
In het vorige katern hebben we kennis gemaakt met het communisme en de ontwikkeling hiervan in Rusland. In dit katern staat het fascisme en het nationaalsocialisme centraal. Benito Mussolini en Adolf Hitler spelen hierin de hoofdrol. Allebei droomden ze van een groot rijk. Mussolini over het herleven van het Romeinse Rijk, Hitler van een Derde Rijk. Om hun ideaal waar te maken was totale controle van de staat over de maatschappij van belang. Mussolini’s uitspraak ‘alles binnen de staat, niets buiten de staat, niets tegen de staat’, vat dit goed samen. Beiden vestigden wel een totalitaire staat. In hoofdstuk 1 staat het Italiaanse fascisme centraal. In hoofdstuk 2 komt het Duitse nationaalsocialisme aan bod. Twee ideologieën die veel overeenkomsten hebben, maar ook een aantal verschillen.
Schema
Hieronder staat een schema van de een paar belangrijke landen en hoe ze geregeerd werden in het interbellum:
|
Land |
Systeem |
Politiek |
Economie |
|
Sovjet-Unie |
Communisme |
Totalitair |
Communisme |
|
Italië |
Fascisme |
Totalitair |
Kapitalisme |
|
Nazi-Duitsland |
Nationaalsocialisme |
Totalitair |
Kapitalisme |
|
Verenigde Staten |
Democratie |
Democratisch |
Kapitalisme |
Het communisme noemen we een "linkse" ideologie; zij kwamen op voor de arbeiders en wilden de maatschappij veranderen naar het idee van Marx. Fascisme en nationaalsocialisme zijn "rechts": zij zijn voor een sterk leger en willen niet teveel veranderen aan de maatschappij. Democratie bevindt zich in het midden.