De oppervlakte van een figuur is het gebied wat binnen in een figuur is. Je kan het onthouden door te bedenken dat je alles wat op het figuur ligt moet berekenen.
Voor een recht hoek bereken je de oppervlakte door:
Oppervlakte rechthoek = lengte x breedte
Voorbeeld:
Hieronder is een recht hoek te zien met een lengte van 4 cm en een breedte van 10 cm
Om de oppervlakte van de rechthoek te berekenen moesten we lengte x breedte doen.
In dit gevaal doen we dan 4 x 10 = 40 cm2
Hoe opschrijven:
Oppervlakte rechthoek = 4 x 10 = 40 cm2
In een rechthoekige driehoek is steeds één van de hoeken een rechte hoek (90°). Bij een rechthoekige driehoek berekenen je de oppervlakte door:
Oppervlakte driehoek = x basis x hoogte
Bij een gewone driehoek is de hoogte niet een zijde van de driehoek. De hoogte is een loodrechte lijn van de basis naar de tegenoverstaande hoek. De oppervlakte bereken je door:
Oppervlate driehoek = x basis x loodrechte zijde
(Als je dit nog niet begrijpt kan je bij extra oefenmateriaal een filmpje kijken waarin dit duidelijk verteld word)
Voorbeeld: Hieronder is een driehoek te zien met zijde 3 cm en de loodrechte hoogte is 4 cm Oppervlakte van de driehoek =x 3 x 4 = 6 cm2
![]()
Je moet goed opletten dat je nu met een factor 100 rekent. Je kan dit onthouden doordat er overal een 2 boven staat. (10 x 10 = 100)
