De hefboomwet

In de proef hebben we gezien dat als we de hefboom in evenwicht willen hebben, dat het aantal gewichtjes * het gaatje waar het in zit, links en rechts gelijk moet zijn aan elkaar. 

Een gewicht zorgt voor een kracht, en de gaatjes zitten op verschillende afstanden. 

Dit lijkt wel op de momentenwet: M = F * r

(r is hier de afstand van het draaipunt in het midden tot de kracht)

 

We kunnen dus zeggen dat voor een evenwicht bij een hefboom: 

Mlinks = Mrechts

 

Voorbeeld:

Laten we deze formule toepassen op figuur 7. In figuur 7 is een wip te zien, wat een hefboom is: Er is een draaipunt en aan beide kanten van het draaipunt is een arm. We gaan er in deze situatie vanuit dat de wip zelf geen massa heeft.


Op het moment dat we alleen Bianca (400 N) op de wip zit, is er alleen een kracht op een arm aan de rechter kant. Omdat zij hiermee een moment creëert, zal de wip met de klok mee gaan draaien.
Als we alleen Albert (400 N) op de wip zetten, is er alleen een kracht op een arm aan de linker kant van de wip. Omdat hij hiermee een moment creëert, zal de wip tegen de klok in gaan draaien.

Als we Albert en Bianca beiden op de wip zetten zoals in figuur 6, dan is er zowel links als rechts hetzelfde moment.
Stel, ze zitten beide op een afstand van 2,0 meter van het draaipunt (aannemend dat het draaipunt op 0 m zit).

Moment rechts:

M = F * r = 400 N * 2,0 m = +800 Nm

Moment links:

M = F * r = 400 N * -2,0 m = -800 Nm

 

 

 

Figuur 7: Een wip die een hefboom creëert.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Als we deze momenten bij elkaar optellen, ontstaat er het volgende:

Mrechts + Mlinks =

800 Nm - 800 Nm = 0 Nm

We kunnen hier dus zeggen dat de wip in evenwicht is, omdat hij met hetzelfde moment zowel mee als tegen de klok in zal draaien.

Hieruit komt de hefboomwet voort:

M1 = M2

F1 * r1 = F2 * r2