Stap 3: De verborgen stadseconomie

Straatverkoper in Rio de Janeiro

In een sloppenwijk vind je veel mensen, maar weinig werk. Voor werk pendelen de inwoners naar de betere buurten en het zakencentrum. Daar vind je de bewakers van huizen, de bedienden van winkels en kantoren, de tuinlieden, de dienstmeisjes, de schoonmakers en de taxichauffeurs.

Niet iedereen heeft dat geluk. Mensen in sloppenwijken kunnen het zich niet veroorloven om geen middelen van bestaan te hebben (geen werk, geen inkomen). Zij zullen alles aanpakken om ergens geld mee te verdienen. Door het grote aanbod van werkzoekenden worden ze vaak uitgebuit. Ze zijn aangewezen op ongeschoolde arbeid. Dat werk is vaak zwaar en ongezond en het verdient weinig. Protesteren bij de werkgever helpt niet. Voor jou zijn er tien anderen.

Rio de Janeiro in Brazilië bijvoorbeeld zit vol met straatventers. Overal, op straat, op het strand, bij verkeerslichten, op iedere straathoek word je met hen geconfronteerd. Sigaretten, kauwgom, snoep, fruit en pinda's worden op straat verkocht. Grotere dingen, zoals zelfgemaakt speelgoed, geïmporteerde koopwaar, cd's en boeken worden op de stoep uit­gestald. Eten wordt ook vaak ter plekke gefabriceerd, verkocht en opgegeten. Anderen poetsen schoenen, wassen auto’s of bieden zichzelf als gids aan bij een groot hotel.

Een andere mogelijkheid is om muziek te maken en met de pet rond te gaan, te goochelen, balkunsten te vertonen, te dansen. Als je geen geld hebt om te investeren in bijvoorbeeld voetbalshirts of sigaretten, of als je arm en hulpbehoevend of gehandicapt bent, dan ben je gedwongen te bedelen, te stelen (Rio heeft honderden jeugdbendes) of jezelf te prostitueren.

De straatventers betalen uiteraard geen belasting. We spreken in dit geval over een informele sector of over een verborgen economie, met economische activiteiten die niet in de officiële cijfers tot uitdrukking komen.

Maar o wee als je werkloos of ziek wordt. Niet werken is niet verdienen. Een werkloosheids­uitkering of ziektegeld is er niet. Volwassenen verdienen met ongeschoolde arbeid vaak zo weinig, dat ze ook hun kinderen moeten laten werken.

Marilene (14 jaar): "Iedere morgen sta ik om vijf uur op. De zon is dan al hard aan het schijnen. Ik pak mijn tas en het karretje en daarmee loop ik naar het centrum van de stad. Daar probeer ik zoveel mogelijk nootjes te verkopen. Die doe ik in kleine zakjes. Ik verkoop ze voor een halve Reaal (= 15 cent). Meestal verkoop ik ongeveer twintig zakjes. Daarvoor kan mijn moeder rijst en bonen kopen, net genoeg voor de volgende dag voor het hele gezin. Ik heb zeven broertjes en zusjes. Als ik zonder geld thuiskom, wordt mijn moeder heel erg boos en krijgen we de volgende dag geen eten.


Voor veel kinderen is de stap tussen pendelen van de sloppenwijk naar het zakencentrum en voorgoed op de straat blijven klein. Waarom zou je teruggaan naar het geweld in de sloppenwijk? Waarom zou je je moeizaam verdiende geld aan je vader of moeder afstaan als je steeds klappen krijgt? Zoals Marilene zijn er velen in Brazilië. Het aantal straatkinderen loopt uiteen van 200.000 (volgens de regering) tot 8 miljoen (volgens mensenrechten- en ontwikkelingsorganisaties).