Incidentmethode (basismodel intervisiebijeenkomst).
De tijdsindeling is slechts bedoeld als richtlijn.
Stappen:
1. Nadenken over een situatie, een gebeurtenis die je besproken wilt hebben, die interessant is om in te brengen. (5’)
2. Iemand van de groep vertelt/ beschrijft een gebeurtenis (het incident) tot aan de oplossing, dus niet vertellen hoe hij/zij gehandeld heeft, voor welke oplossing hij/zij koos. (10’)
3. Om de beurt mogen nu de anderen vragen stellen, geen interpretatievragen, alleen feitelijke vragen om meer duidelijkheid te krijgen over het incident. Ook niet komen met adviezen voor een oplossing). (10’)
4. Nog even goed nagaan, ieder voor zich, of de situatie helder is. (2’)
5. De deelnemers bespreken met elkaar, zonder de inbrenger, hoe zij de situatie zien, welke oorzaken en aanleidingen ze hebben ontdekt, leggen verbanden en interpreteren met behulp van de verkregen informatie. (10’)
6. Ieder denkt na wat hij/zij in deze situatie zou doen en schrijft dit op.
Niet met elkaar hier al over gaan praten en overleggen, neem bewust de tijd even na te denken en het op te schrijven. Ook overwegingen, motieven om zus of zo te handelen worden genoteerd. (10’)
7. Vervolgens krijgt iedereen de beurt om aan de incidentinbrenger te
vertellen wat hij/ zij zou doen in die bewuste situatie. Doe dit om de beurt, geef elkaar de ruimte om je verhaal te doen. De incidentinbrenger luister, noteert en bekijkt of het duidelijk is wat er gezegd wordt, zonder in discussie te gaan. (10’)
8. Dan vertelt de incidentinbrenger hoe hij/ zij gehandeld heeft en waarom en welk effect z’n handelen/ gedrag had. Ook reageert hij/ zij op adviezen. Pas nu komt er een discussie op gang! De incidentinbrenger kan ook zeggen welke adviezen nieuwe gezichtspunten opleveren. (15’)
9. Evaluatie: een korte nabespreking om te na te gaan of iedereen tevreden is en wat men van het gesprek heeft gevonden. (3’)