Vóór 1492 was Zuid-Amerika louter bevolkt door mensen die later door Columbus indianen werden genoemd.
De afstammelingen van Columbus en de vele Europeanen in zijn voetspoor (ook de nazaten van deze veroveraars en indianen en/of slaven) worden latino’s genoemd: de afstammelingen van Spaans-, Portugees-, of Franssprekende Europeanen die in Noord- en Zuid-Amerika leven.
De kolonisten ontdekten al snel dat de bodem op veel plekken geschikt was om er suikerriet te verbouwen. Er werden plantages aangelegd en aanvankelijk werd de inheemse indianenbevolking er gedwongen tewerkgesteld. Veel indianen stierven echter door de ziektes die de Europeanen meebrachten. Daarom werd besloten de arbeidskrachten ergens anders vandaan te halen.
Sinds de 15e eeuw handelden de zeevarende Europese landen met West-Afrika. Landen zoals Portugal, Frankrijk, Spanje, Engeland en de Republiek der Nederlanden haalden producten als goud en ivoor uit koninkrijken aan de West-Afrikaanse kust. De slavenhandel begon toen de Afrikaanse vorsten krijgsgevangenen, of zelfs mensen uit de eigen bevolking, verkochten aan Europese handelaren. De Europeanen zetten al snel een grootschalige slavenhandel op touw omdat daar goed aan te verdienen viel. Zo zijn er miljoenen Afrikanen als slaaf door Portugezen, Spanjaarden, Fransen, Britten en Nederlanders naar Noord-, Zuid- en Midden-Amerika vervoerd.
Vanaf het eerste begin van de kolonisatie heeft er in Zuid-Amerika een rassenvermenging plaatsgevonden, al verschilde de mate waarin van land tot land. Zuid-Amerika is veroverd door soldaten, waar Noord-Amerika veel meer is gekoloniseerd door West-Europese gezinnen. Dat is een mogelijke verklaring voor het feit dat er in Zuid-Amerika veel meer vermenging plaatsvond dan in Noord-Amerika.
Iemand die geboren is uit een Europese (witte of blanke), vaak Spaanse of Portugese, vader en een Afrikaanse moeder of omgekeerd wordt een mulat genoemd.
Iemand die geboren is uit een Europese (witte of blanke) vader en een indiaanse moeder of omgekeerd wordt een mesties genoemd. De term mesties wordt ook wel gebruikt voor iedereen van gemengde etnische afkomst.
Een groot deel van de bevolking van Zuid-Amerika bestaat uit mestiezen. In Ecuador, Colombia en Venezuela is de meerderheid van de bevolking mesties en in Paraguay is dat zelfs 95%.
Daar staat tegenover dat in Brazilië (bijna) de helft latino is en dat in Uruguay, Chili en Argentinië meer dan driekwart van latino afkomst is.
En inmiddels, generaties verder, is er sprake van allerlei schakeringen met verschillende percentages ‘Europees genenmateriaal’. Met recht kunnen we zeggen dat de etnische diversiteit in Zuid-Amerika groot is.
In Bolivia is het criterium niet zozeer gelegen in ras, maar in de taal. ‘Indiaan’ is wie een indiaanse taal spreekt en ‘blank’ is wie Spaans spreekt; dat laatste geldt zowel voor latino’s als voor mestiezen. In grote delen van Zuid-Amerika geldt nog wel in grote lijn ‘hoe witter, hoe rijker’. Het lijkt erop dat etnische verschillen minder belangrijk zijn dan sociaaleconomische verschillen.