Je hebt zojuist geoefend met het herkennen van referenties. Vanaf dit punt in de cursus gaat het over het zelf maken ervan.
Het spreekt vanzelf dat je bij het vermelden van een boek in een literatuurlijst in ieder geval de volgende elementen noteert:
de naam van de auteur(s)
de titel, eventueel de ondertitel
Daarnaast is de gewoonte om ook de uitgever, jaar en plaats van uitgave te vermelden. Als het gaat om een vertaling, verdient ook de naam van de vertaler een plek, en wanneer het als deel van een serie is verschenen, moet de serietitel genoteerd worden.
Misschien vind jij zelf andere zaken vermeldenswaard, zoals de woonplaats van de auteur, maar die hoort in een bronvermelding niet thuis. Wat er wel in thuishoort ligt vast in bibliografische conventies.
Zo vermelden we bijvoorbeeld
bij een | altijd ook o.a. |
tijdschriftartikel | tijdschrifttitel, jaargang, paginanummers |
digitaal tijdschriftartikel | DOI (digital object identifier) |
hoofdstuk uit boek | auteurs of editors van het boek, paginanummers |
krantenartikel | datum |
radioprogramma | zender en uitzenddatum |
film | regisseur |
ongepubliceerde brief | geadresseerde |
nieuw ontdekte prent | vindplaats, techniek |
typoscript van een auteur | vindplaats |