Rijken en hegemoniale staten kunnen ook naast elkaar bestaan. Ten tijde van het Britse Rijk was ook het Franse Koloniale Rijk actief. In Europa ontstond in 1871 het Duitse Keizerrijk.
Het Britse Rijk, het Franse Koloniale Rijk en het Duitse Keizerrijk bestreden elkaar hevig.
In Europa was de industriële revolutie op gang gekomen, waardoor er een run ontstond op allerlei (goedkope) grondstoffen. Tot 1880 was de aanwezigheid van Europese mogendheden in Afrika beperkt gebleven tot verschillende handelsposten en het sluiten van verdragen met lokale machthebbers. Door de industriële revolutie kwam er behoefte aan een gegarandeerde aanvoer van grondstoffen, met name rubber, koper en olie. Bovendien zagen bepaalde Europese mogendheden in Afrika veel kansen voor nieuwe afzetmarkten en zo ontstond er een ware wedloop om Afrika.
Om conflicten of zelfs oorlog tussen de Europese mogendheden onderling te voorkomen, besloten de vijftien belangrijkste Europese landen en de Verenigde Staten van Amerika om op de Conferentie van Berlijn (1884-1885) Afrika te verdelen. In 1880 telde Afrika duizenden kleine koninkrijken, in 1900 waren er nog maar veertig landen over met 36 (en later 38) landen die een bestuur hadden onder leiding van een Europees land (België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Portugal, Spanje en Verenigd Koninkrijk). Alleen Liberia en Ethiopië zijn nooit bezet geweest.
![]() |
![]() |
Met de opdeling van Afrika ontstond er een nieuwe fase in het al bestaande kolonialisme (een systeem waarin staten gebieden hebben geannexeerd buiten de eigen landsgrenzen om economische redenen).
In de eerste fase bezetten Europese mogendheden slechts kuststroken en kuststeden in andere werelddelen. Tropische ziekten, onbekend en moeilijk begaanbaar terrein alsmede een vijandige bevolking eisten gewoon een hoge tol.
In de tweede fase waren de Europese mogendheden in staat, dankzij verbeterde bewapening (zoals de eerste volautomatische mitrailleur), communicatie (zoals de telegraaf), beter transport (zoals de aanleg van spoorwegen) en een betere gezondheidszorg (zoals een middel tegen malaria), om enorme gebieden op te eisen, en dat deden ze dan ook. Het streven naar gebiedsuitbreiding om de eigen macht te vergroten, noemen we het imperialisme.
In 1869 werd het Suezkanaal geopend, een bijna 200 kilometer lang kanaal dat de Middellandse en de Rode Zee met elkaar verbindt. Voor de financiering van het graven van het kanaal raakte Egypte zo diep in de schulden dat het heel sterk afhankelijk werd van de Britten. In 1882 namen de Britten Egypte en het kanaal over. De toegang tot het kanaal maakte de kolonisering van Oost-Afrika een stuk makkelijker. In 1888 spraken de Europese mogendheden af dat het kanaal een gegarandeerde vrije doorgang kreeg, hetgeen de wereldhandel een enorme stimulans gaf.
Naast politieke en economische motieven speelde ook de europeanisering een belangrijke rol. De Europeanen vonden het blanke ras en de westerse, christelijke beschaving superieur. Zij vonden dat zij een ‘beschavingsopdracht’ hadden, waarbij de ‘arme onontwikkelde volkeren gered moesten worden van bijgeloof, armoede en wrede gebruiken’ (zoals slavernij).
Met de europeanisering werden Europese normen, gewoonten en technieken naar een ontwikkelingsland gebracht. Vaak ging dat ten koste van de plaatselijke cultuur, gewoonten en religie.