Week 1

Download in Itslearning het werkblad Week 1.

Opdracht 1

Communiceren kan je leren

Waar mensen zijn, is communicatie. Wat ze ook doen en met wie, hoe ze het

ook doen en waarom: ze communiceren! Wat mensen ook willen bereiken, ze

hebben er communicatie bij nodig.

 

 

Bij een gesprek is de articulatie (de uitspraak) van woorden belangrijk. Omdat we bij een gesprek de neiging hebben snel te praten, woorden in te slikken of een dialect praten, kan dit ten koste gaan van de verstaanbaarheid. Ook worden lidwoorden ingeslikt of zinnen aan elkaar geplakt. Dit gaat ook ten koste van de verstaanbaarheid.

Om duidelijk spreken te kunnen oefenen hebben we hieronder een aantal woorden en zinnen opgeschreven. Spreek deze woorden uit

 

Plumpudding

Theo tilt de tafel op

Kleurende kleuters

Pruttelende potkachels

Fietsende flitsende feestneus

Grappige grollen

Sissende sluipende slangen

Kakelende kippen

Wapperende wimpers

De kip in het kippenhok

De kapper kapte Kimberley

 

Kakelende kakatoe

Ruwe rakkers

Dikke deken

Veevervoer

Sappige sinaasappel

Tafeltennis toernooi

Treiterende en treuzelende Tinus

Potige Pieter

Een puntig potlood

Rode rupsen

Kapotte Koekenpan

Blinkende blikken

Articuleren https://youtu.be/n6EiNBq3LKc

Opdracht 2

Welke onderdelen van het communicatieschema kun je benoemen?

Vul de missende woorden in:

Feedback – Ruis—Medium--Zender

Als je telefoon gaat tijdens een gesprek met vrienden, kunnen we spreken van _______

Als je van Burgernet via SMS een berichtje ontvangt dat een jongen is vermist. Dan is SMS het _______

Burgernet is de _______ van het SMS berichtje

Eh zeggen in een gesprek is een vorm van _______.

Opdracht 3

Figuur 1 gezichtsuitdukkingen, Trouw.nl

Op de foto’s zie je een aantal gezichten die iets uitdrukken. Gebruik de volgende
woorden om te beschrijven welk gevoel je op de gezichten ziet:

verbazing, afkeer, onbegrip, tijdgebrek, onwil, opwinding, verveling, ergernis,

tegenstand, blijheid, verdriet, zelfverzekerdheid, afwachting, hoop

Je mag natuurlijk ook zelf woorden bedenken.

1. afkeer

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.