Hoe werkt de taal van film? Waaruit is deze opgebouwd?
Elk audiovisueel product bestaat uit:
1. NARRATIEF In film worden verhalen, ideeën, ervaringen en gevoelens verbeeld door middel van verhaalmiddelen (wie wat waar), verhaalstructuren (begin, midden, eind) en verhaaltechnieken (tijdverloop, flashbacks, tegenstellingen).
2. VORMGEVING Film krijgt vorm door gebruik te maken van: camerawerk (cinematografie), art direction (mise-en-scene), spel/framing, montage en geluid.
3. CONTEXT Film wordt bekeken en gecreëerd in contexten: geschiedenis, cultuur en maatschappij, economie, en ook de toeschouwer, het publiek geven betekenis aan film.
Door narratief, vormgeving en context te combineren en te onderzoeken, ontdek je de betekenis van audiovisuele producten.
NARRATIEF + VORMGEVING + CONTEXT = BETEKENIS (VOOR KIJKER + VOOR MAKER)
Bij het recenseren van films wordt gebruik gemaakt van een vast begrippenapparaat. Deze begrippen komen terug in de teksten die je leest. Zelf ga jij deze begrippen in je show gebruiken.