Gegevensanalyse van kwantitatieve lengte van de leerlingen in de klas

Opdracht 2

1. Schat wat de gemiddelde lengte is van alle kinderen in je klas. Geef aan hoe je tot die schatting bent gekomen.
2. Maak nu een schatting van de gemiddelde lengte per geslacht. Geef ook aan hoe je tot die schatting bent gekomen.

Je lengte is onmogelijk om exact aan te geven, we geven vaak een benadering in centimeters en ook dat kan over de dag verschillen.
We maken samen met de docent een tabel waarin we de naam, het geslacht en de lengte van alle leerlingen uit de klas noteren.
3. Open hiervoor het excel-bestand dat je van je docent hebt ontvangen en noteer hierin de lengte van alle leerlingen (lengte mag je afronden tot een geheel getal).
4 Je kunt met Excel de gegevens sorteren van laag naar hoog. Onderzoek hoe dat zit en sorteer de ingevulde van laag naar hoog.

De spreidingsbreedte is het verschil tussen de hoogste en de laagste waarneming.
5. Wat is de spreidingsbreedte van de lengte van de leerlingen in de klas? Wat is de spreidingsbreedte van de jongens? En van de meisjes?

Als je een rij getallen die op volgorde staat in twee gelijke stukken verdeeld, noemen we het grensgetal de mediaan. De mediaan is dus de middelste waarde (als je de waarden op volgorde zet van klein naar groot). Bij een even aantal getallen is de mediaan het gemiddelde van de middelste twee waarden.
6. Wat is de mediaan van de lengte van alle leerlingen uit de klas? Wat is de mediaan van de lengte van de jongens? En van de meisjes? (Door handig te sorteren met excel kan je de meisjes en de jongens afzonderlijk op volgorde zetten van laag naar hoog.)

Je kunt de verzameling data ook splitsen in vier delen van elk 25%. De drie grensgetallen heten eerste kwartiel, tweede kwartiel en derde kwartiel. Het tweede kwartiel is de mediaan. Een grafische weergave van de drie grensgetallen, inclusief minimum en maximum, noemen we een boxplot.
Let op: Deze grafiek is erg lastig te tekenen met Excel! Dit kan je beter natekenen boven een getallenlijn.
7. Teken boven een getallenlijn in je word-bestand een boxplot van de lengtes van de meisjes (roze) én daarboven een boxplot van de lengtes van de jongens (blauw). Licht je berekeningen toe.
Tot welke categorie lengtes horen jullie? Kleinste 25%, middelste 50% of langste 25%?


Om een goed overzicht te kunnen krijgen van de lengte van de leerlingen in je klas kunnen we de lengtes ook in groepen indelen. Zo’n groep noemen we een klasse.
Voor onze klas nemen we een klassenbreedte van 5 cm.
In de klasse 150 - 155 turven we alle leerlingen met een lengte vanaf 150 tot 165 cm (dus een leerling die 155 cm lang is behoort niet tot deze klasse.
8. Maak aan de hand van de lengtegegevens een tabel waarin je per geslacht een klassenindeling maakt.

Als in een histogram de klassen allemaal even breed zijn, gaat het eigenlijk alleen maar om de hoogte van de staven.
Als je die hoogte met een stip (in het midden van de staaf: het klassenmidden) aangeeft, dan kan de rest achterwege blijven. Deze stippen worden dan verbonden door rechte lijnstukken. Aan het begin en aan het eind worden lijnstukken naar de horizontale as getekend, ook weer met als horizontale stap één klassenbreedte. Het diagram dat op deze wijze ontstaat, noemen we een lijndiagram (ook wel frequentiepolygoon).
9. Maak van deze gegevens in één grafiek een histogram van de jongens (blauw) én de meisjes (roze). Maak op dezelfde wijze een lijngrafiek.
Vind je een grafiek mooier of overzichtelijker dan de ander? Licht je antwoord toe.