Eerst lees je een tekst verkennend (de eerste leesstrategie) en daarna lees je de tekst helemaal door. Dit noem je globaal lezen. Het is niet belangrijk bij deze leesmanier dat je alle woorden helemaal begrijpt, als je maar begrijpt waar de tekst over gaat. Bij deze leesstrategie is het belangrijk dat je ook kijkt hoe een tekst is opgebouwd. Let hierbij op de alinea-indeling en tussenkopjes. Na afloop van het lezen kun je het onderwerp dat je bij het verkennend lezen voorspeld had, vaststellen en kun je de hoofdlijnen van de tekst navertellen.
Een voorbeeld van een tekstsoort dat je meestal globaal leest, is een leesboek, bijvoorbeeld een boek van Francine Oomen of van Jacques Vriens.
De meeste teksten die je op school leest, lees je eerst verkennend en dan globaal. Daarna pas je een van de andere leesstrategieën toe. Daarover leer je meer op perron 2 en 3.