Oefenexamens
Je gaat nu alles wat je geleerd hebt in de praktijk brengen.
Dat doe je door examens van de afgelopen jaren te maken.
Je leraar vertelt je:
welke tekst(en) je wanneer moet lezen,
of je dat op de computer of op papier doet,
hoe je de antwoorden moet bijhouden,
wat je wanneer af moet hebben.
Klaar?
Laat je examen nakijken door een klasgenoot.
Wissel je antwoordenblad met een medeleerling.
Kijk de antwoorden van je klasgenoot na. Geef duidelijk aan waar fouten zitten.
Noteer duidelijk het aantal behaalde punten en het aantal punten dat behaald kon worden.
(Bv. 1/2 betekent dat 1 van de mogelijke 2 punten behaald is).
Bepaal het cijfer.
Geef de nagekeken test terug.
Bestudeer het resultaat goed.
Maak een analyse met betrekking tot je fouten.
Maak op basis van die analyse een persoonlijk plan om aan de zwakke punten te werken.
Meer oefenen?
Download een heel examen en ga aan de slag.