Open-plek vragen

Open-plek vragen zijn eigenlijk ook meerkeuzevragen.
Ze werken echter iets anders.
In de tekst is een woord of woordengroep weggelaten.
Vaak gaat het hierbij om een signaalwoord.
Jij moet uit de gegeven antwoorden het woord/de woordengroep kiezen die op de open plek past.

Signaalwoorden
Weet je het nog? Bekijk de video van mevrouw Ebbers.


Je vindt hier twee voorbeelden van open-plek vragen.
Je leest hoe je de vraag aanpakt en wat je moet doen bij eventuele twijfel.

Voorbeeld 1 (signaalwoord)

Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke im 3. Absatz?

  1. Aber
  2. Auch
  3. Denn


Aanpak

  1. Lees de tekst/alinea globaal zodat je weet waar het over gaat.
  2. Lees de zin met de open plek en de zin ervoor en de zin erna.
  3. Bedenk welk verband tussen de zinnen bestaat en welk (Nederlands) signaalwoord dit verband aangeeft.
  4. Kijk naar de antwoordmogelijkheden of dat signaalwoord ertussen staat (in het Duits).
  5. Lees de zin met het ingevulde woord om te controleren of die wat betreft betekenis en woordvolgorde goed loopt.

Twijfel je?

  1. Schrijf de betekenis van de signaalwoorden achter het woord en noteer ook de functie.
  2. Vertaal de drie aaneengesloten zinnen naar het Nederlands en vul telkens één antwoordmogelijkheid op de open plek in.
  3. Kies de zin die wat betreft betekenis en woordvolgorde het beste loopt.

 

Voorbeeld 2 (een ander woord):

Was passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?

  1. das Geheimnis
  2. der Vorteil
  3. die Lösung

 

    Aanpak

    1. Schrijf de betekenis van alle antwoordmogelijkheden achter het woord.
      Gebruik (als het niet anders kan) een woordenboek.
    2. Lees de tekst/alinea globaal zodat je weet waar het over gaat.
    3. Lees de zin met de open plek en de zin ervoor en de zin erna.
    4. Kies het woord dat op de open plek past.
    5. Lees de zin met het ingevulde woord om te controleren of die wat betreft betekenis en woordvolgorde goed loopt.

    Twijfel je?

    1. Vertaal de drie aaneengesloten zinnen naar het Nederlands en vul telkens één antwoordmogelijkheid op de open plek in.
    2. Kies de zin die wat betreft betekenis en woordvolgorde het beste loopt.

     

    Je hebt echt geen idee?
    Markeer de vraag.
    Bekijk aan het einde van je examen alle gemarkeerde vragen nog eens goed.
    Kies een antwoord. Laat nooit een meerkeuzevraag open!