De wereldwijde economische crisis van 1929 had ook tot gevolg dat Brazilië moeilijker industriële producten kon invoeren. In de industrielanden viel de productie sterk terug en daarmee ook de uitvoer.
Om de Braziliaanse economie minder kwetsbaar te maken, begon president Getúlio Vargas (1883-1954) na zijn aantreden in 1930 met een nieuw beleid.
Hoe dat in zijn werk ging, wordt uitgelegd in het eerste fragment van de video.
Kijk de video: van begin tot 6.11 min.
In dit fragment wordt Nicaragua als voorbeeld gebruikt, maar wat over het beleid gezegd wordt, is ook van toepassing op Brazilië.
Tijdens zijn bewind als president dat van 1956 tot 1961 duurde, voegde Juscelino Kubitschek (1902-1976) een nieuw element toe. Hij moedigde buitenlandse multinationale ondernemingen aan om investeringen te doen in Brazilië. Deze ondernemingen maakten niet alleen producten voor de binnenlandse markt, maar steeds meer ook voor de uitvoer, waardoor het exportpakket niet louter uit onbewerkte grondstoffen bestond. Wel bleef het invoerpakket helemaal bestaan uit industriële goederen. Daarnaast voerde Brazilië steeds meer benzine in omdat er steeds meer motorvoertuigen rondreden.
Vanaf oktober 1973 steeg de prijs van aardolie op de wereldmarkt sterk. De Braziliaanse regering heeft in 1975 het besluit genomen om de teelt van suikerriet te subsidiëren. Suikerriet kan worden gebruikt voor de productie van ethanol, dat net als benzine (bereid uit aardolie), geschikt is als autobrandstof.