Zo aan het eind van het jaar heb je al heel wat kennis en vaardigheden opgedaan.
Je hebt geleerd dat wiskunde niet alleen een leervak is (begrippen en definities leren) maar vooral ook een doe vak is. (vaardigheden). Wiskunde leer je door te doen, proberen, extra uitleg te vragen, zelf een opgaven te verzinnen, een oefentoets te maken, je fouten bekijken en opnieuw proberen. Het is meters maken, zweten, inspannen. Ook in dit laatste hoofdstuk wordt dit weer van je gevraagd.
Leerdoelen.
Aan het eind van dit hoofdstuk kan ik:
§1
Ìk kan de eigenschappen van de meest voorkomende vierhoeken opschrijven.
Ik kan de oppervlakte van een vierkant, rechthoek, parallellogram, ruit en driehoek berekenen.
§2
de ruimtefiguren bij hun wiskundige naam noemen.
het aantal zijvlakken, hoekpunten en ribben van een ruimtefiguur benoemen.
de zijvlakken van een ruimtefiguur bij hun naam noemen.
Een tekening maken van een ruimtefiguur met daarin diepte.
§3
De eigenschappen van een kubus, een balk, een cilinder en een prisma opschrijven.
Diagonalen tekenen in een zijvlak (grensvlak)
De inhoud van een kubus, een balk, een cilinder of een prsma bereken met de bijbehorden formule.
§4
Ik kan uitleggen wat een uitslag is.
Ik herken een ruimtefiguur aan zijn uitslag.
Ik kan een uitslag van een ruimtefiguur op ware grootte tekenen