Prehistorie (tot zo’n 10.000 jaar geleden)
Heel vroeger leefden mensen in grottenstelsels.
Om het warm te krijgen maakten ze vuren. Er was weinig gevaar om rookvergiftiging op te lopen, immers was zo’n grot niet geïsoleerd, maar waaide de wind er zo doorheen.
Nadeel van deze manier van verwarmen is dat veel warmte verloren gaat met de lucht mee naar buiten. Ook moest men in elke “kamer” in zo’n grottenstelsel een eigen vuurtje stoken om er daar óók een beetje warmpjes bij te zitten.
Om warm te blijven moest je vooral dícht bij het vuur blijven. Daar komt ook het wereldberoemde spreekwoord vandaan “wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest”.
Om het vuur niet uit te laten gaan moest er altijd iemand de wacht houden en indien nodig hout op het vuur gooien.
Je begrijpt dat deze manier van verwarmen weliswaar beter is dan bevriezen van de kou in de winter, maar dat er toch wel ruimte voor verbetering was.
Deze verbetering is er uiteindelijk gekomen doordat mensen hun grotten gingen isoleren met huiden van dieren. Ook werd een “deur” geïnstalleerd welke gemaakt werd van struiken en bosjes. Dit gaf minder warmteverlies door wind (tocht).
Om warm te blijven moest je vooral dícht bij het vuur blijven. Daar komt ook het wereldberoemde spreekwoord vandaan “wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest”.
Om het vuur niet uit te laten gaan moest er altijd iemand de wacht houden en indien nodig hout op het vuur gooien.
Je begrijpt dat deze manier van verwarmen weliswaar beter is dan bevriezen van de kou in de winter, maar dat er toch wel ruimte voor verbetering was.
Deze verbetering is er uiteindelijk gekomen doordat mensen hun grotten gingen isoleren met huiden van dieren. Ook werd een “deur” geïnstalleerd welke gemaakt werd van struiken en bosjes. Dit gaf minder warmteverlies door wind (tocht).