De inkomensongelijkheid heeft op de eerste plaats te maken met het beleid dat de Braziliaanse politici vanaf 1930 hebben gevoerd als het gaat om inkomens en vermogens.
Industrialisatie
In 1930 werd Getúlio Vargas (1883-1954) na een staatsgreep door de legerleiding benoemd tot president. Zijn regering hield zich onder meer bezig met de opbouw van de industrie in het land, vooral in het zuidoosten. Die industrie moest producten leveren voor de binnenlandse markt zodat Brazilië minder producten hoefde in te voeren. Daarnaast liet de regering havens aanleggen of vergroten, spoorlijnen en wegen aanleggen en waterkrachtcentrales bouwen aan de Paraná en andere rivieren. Deze centrales wekten stroom op voor de steden in het zuidoosten. Zijn opvolgers zetten het beleid van industrialisatie voort.
Dit industriebeleid en daarna ook de opkomst van de dienstensector droegen ertoe bij dat talloze arme en werkloze landarbeiders naar steden in het zuidoosten van het land trokken. Sommigen van hen vonden werk in een kantoor of fabriek, anderen richten een eigen (winkel)bedrijf op. Zo groeiden twee bevolkingsgroepen in steden als Rio de Janeiro en São Paulo, arbeiders en middenstanders. Maar veel van de voormalige plattelandsbewoners vonden geen werk en kampten met armoede.
Het beleid van Vargas leidde in periodes tot snelle economische groei en tot groei van de welvaart. Vooral de stedelijke middenklasse en de elite van ondernemers profiteerden en de inkomensverschillen werden groter. Toen de economie achteruitging, wat bijvoorbeeld gebeurde tussen 1977 en 1990, nam de armoede toe.
In 1995 werd Fernando Henrique Cardoso de nieuwe president. Hij probeerde de armoede en economische teruggang te keren door overheidsbedrijven aan particulieren te verkopen. Dat beleid maakte de tegenstelling tussen arm en rijk er niet beter op en zijn opvolger, Lula da Silva, die in 2003 tot president werd gekozen, draaide deze maatregel terug.
Lula da Silva zette zich als president vooral in op armoedebestrijding. De minimumlonen gingen herhaaldelijk omhoog en hij startte 'Bolsa Família', een sociaal programma dat door zijn opvolgster Dilma Rousseff (in 2011) omgedoopt werd tot 'Brasil sem Miseria'.
Vanaf de jaren 70 laat de regering land in cultuur brengen in dunbevolkte natuurgebieden. Zo werd in het Amazonegebied Rondônia ingericht, een compleet nieuwe deelstaat. De grond kwam onder meer beschikbaar voor mensen uit het arme noordoosten van Brazilië en voor landloze boeren uit het zuiden.
Met de aanleg van nieuwe wegen werden tot dan moeilijk bereikbare gebieden toegankelijk gemaakt.