De Amerikaanse plantkundige Norman Borlaug (1914-2009) teelde nieuwe rassen van onder meer rijst om de opbrengst van de landbouw te vergroten en om voedseltekorten en hongersnoden te bestrijden. Hij was daarmee de gangmaker van de Groene Revolutie. Voor deze rol in de ontwikkeling in de landbouw kreeg hij in 1970 de Nobelprijs voor de Vrede. Deze Groene Revolutie heeft ook het Braziliaanse beleid beïnvloed.
Rond 1950 kwamen Braziliaanse politici tot het inzicht dat er voor een sterke economie niet alleen een sterke industrie nodig was, maar ook een sterke landbouwsector. Er moest voor de snel groeiende steden steeds meer voedsel geproduceerd worden. Bovendien moesten er agrarische grondstoffen beschikbaar zijn voor de voedselverwerkende industrie.
Lees op Landenweb Brazilië van het hoofdstuk ‘Bevolking’ de eerste paragraaf.
De regering ging op drie manieren te werk om de landbouwsector te versterken.
Ten eerste haakte ze in op een trend in de landbouw die vooral in Azië te zien was en die de Groene Revolutie genoemd werd.
Verder deed de regering pogingen om braakliggende grond, die door de grootgrondbezitters niet voor landbouw werd gebruikt, te verdelen onder boeren. In 1970 werd het INCRA opgericht, het Nationaal Instituut voor Kolonisatie en Landhervorming. Van herverdeling kwam door verzet van de grootgrondbezitters niet veel terecht. Aan de scheve landverdeling, en daarmede aan de scheve verdeling van welvaart op het platteland, veranderde weinig.
Vanaf 1970 werd een derde poging gedaan om meer landbouwgrond beschikbaar te krijgen: de ‘ontsluiting’ van natuurgebieden. De regering liet autowegen aanleggen tussen het dichtbevolkte zuidoosten van Brazilië en het dunbevolkte Amazonegebied. Tropisch bos werd getransformeerd in landbouwgrond. De INCRA kreeg tot taak dit land te verdelen onder arme en vaak landloze plattelandsbewoners die in het zuidoosten van het land woonden. Zij mochten tropisch regenwoud rooien en het vrijgekomen land gaan gebruiken voor de landbouw.
Kijk naar de video.
De door ontbossing vrijgekomen bodem werd na verloop van enkele jaren steeds minder vruchtbaar. Door het doorbreken van kringlopen en het afvoeren van voedingsstoffen uit het ecosysteem door de landbouw, wordt de aanvankelijk vruchtbare bodem snel minder vruchtbaar. Dat wordt door uitspoeling en afspoeling (bodemerosie) nog versterkt.
Landbouwers in Rondônia en andere gebieden in het Amazonegebied gaven na verloop van tijd hun bedrijf op en verkochten hun land. Een deel ervan kwam in handen van de eigenaren van grote landbouwbedrijven. Zij gebruiken het voor veeteelt en de teelt van soja.
De kolonisatie van delen van het Amazonegebied heeft een andere schaduwzijde, zoals blijkt uit het verhaal van José Carlos Meirelles, een medewerker van FUNAI, het Braziliaanse Departement van Indiaanse Zaken. Dit verhaal gaat over een indiaan uit de streek Tanaru, in de deelstaat Rondônia.
“We weten zijn naam niet, niet tot welke stam hij behoort of welke taal hij spreekt”. Meirelles noemt hem ‘de Man van het Gat’, omdat hij diepe gaten graaft om er dieren in te vangen of ze er in te bewaren. Volgens hem is deze indiaan alleen en is hij de laatste overlevende van zijn stam. Zijn stamgenoten zijn vermoord door veehouders De indiaan is uit angst voor deze boeren voortdurend op de vlucht.
Er leven volgens de FUNAI naar schatting nog veertig tot honderd andere geïsoleerde groepen indianen in het tropisch regenwoud. Die hebben tot voor kort zelden of nooit contact gehad met de buitenwereld. Er is weinig bekend over hen, ze vermijden contact, wellicht omdat ze slechte ervaringen hebben gehad bij eerdere contacten.