Voorbeeld

Om de theorie over woordformules echt goed te kunnen begrijpen is het altijd handig om eerst eens een voorbeeld te zien. Lees het volgende voorbeeld goed door en zorg dat je goed snapt wat er gebeurt.

Hoeronder zie je de advertentie van een autohuur bedrijf, lees de advertentie goed door.

Bij het huren van de cabriolet uit de advertentie hierboven hoort de volgende woordformule:

bedrag = 40 + 50 x aantal dagen

Vraag 1:

Hoeveel kost het om de canbriolet 6 dagen te huren?

Vraag 2:

Hoeveel kost het om de cabriolet twee weken te huren?

 

Uitwerking vraag 1:

Als we de auto 6 dagen willen huren dan vullen we dus voor het woord "aantal dagen" het getal 6 in. De woordformule ziet er dan zo uit:

Bedrag = 40 + 50 x 6 = 340

Het kost dus 340,- euro om de cabriolet 6 dagen te huren.

Uitwerking vraag 2:

Als we de cabriolet 2 weken willen huren dan betekend dat eigenlijk dat we de auto 14 dagen willen huren. We vullen dus voor het woord "aantal dagen" nu het getal 14 in:

Bedrag = 40 + 50 x 14 = 740

Het kost dus 740.- om de cabriolet 2 weken te huren.

 

Handig hoor, zo'n woordformule. Het is eigenlijk een soort van machientje waar je een getal in stopt en na wat rekenwerk komt er een ander getal uitrollen. In dit geval gaat het "aantal dagen" dat je de cabriolet wilt huren in het machientje en komt het "bedrag" dat je daarvoor moet betalen er uit rollen.