Elke zuivere stof bestaat uit één soort deeltjes. Deze deeltjes noemen we moleculen, en deze deeltjes zijn zo klein dat we ze niet kunnen zien met een normale (licht) microscoop.
We verklaren dat zuivere stoffen van elkaar verschillen in stofeigenschappen doordat ze gemaakt zijn van verschillende soorten moleculen. Verschillende stoffen hebben dus elk hun eigen soort molecuul. Zo bestaat water uit watermoleculen en suiker uit suikermoleculen. Overigens zijn wel alle moleculen van één soort precies gelijk: in zuiver water zitten dus alleen identieke watermoleculen.
Om al die verschillende soorten moleculen te maken hebben we weer verschillende kleinere deeltjes nodig: de atomen. Door 2 of meer atomen aan elkaar te verbinden ontstaan moleculen. Dat kunnen dezelfde soort atomen zijn, maar ook een combinatie van verschillende soorten. We kennen immers maar liefst 118 atoomsoorten!
Je kunt atomen en moleculen een vergelijken met het alfabet:
Met 26 letters kun je heel veel verschillende woorden maken
Met 118 atoomsoorten kun je miljoenen verschillende moleculen maken!