Lesdoelen
Na deze les kun je werkwoorden in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd goed spellen.
Om dat goed te kunnen, moet je het volgende weten:
- Wat een werkwoord is;
- Wat een persoonsvorm is en hoe je die vindt;
- Hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegt;
- Wat sterke en zwakke werkwoorden zijn;
- Hoe je sterke en zwakke werkwoorden vervoegt;
- Wat een voltooid deelwoord is en hoe je deze herkent;
- Hoe je een voltooid deelwoord vervoegt.