Vier grootheden zijn van belang bij het begrijpen van, en werken met elektriciteit.
Spanning (Volt, V)
De spanning op ons lichtnet is 230V. Op een wandcontactdoos (Wcd) staat een spanning van 230V, ook al is er niets aangesloten.
Spanning kan je vergelijken met druk op een waterkraan.
Stroomsterkte (Ampère, A)
Nadat je een elektrisch apparaat hebt ingeschakeld, gaat er stroom lopen. Deze stroom is afhankelijk van de weerstand die dit apparaat inwendig heeft. Is deze laag, dan loopt er een grote stroom. Een elektrische terrasverwarmer bijvoorbeeld, 'vraagt' een hoge stroom.
Stroomsterkte kan je vergelijken met stromend water.
Vermogen (Watt, W)
De terrasverwarmer is aangesloten op 230V. Er loopt een stroom van 8 Ampère. Deze spanning en stroom komen via de fasedraad het apparaat binnen, en gaan via de nuldraad terug naar de meterkast. Ze worden dus niet verbruikt!
Het apparaat zet een bepaalde hoeveelheid energie om. Deze energie drukken we uit in Watt.
Vermogen kan je vergelijken met de kracht van stromend water.
Weerstand (Ohm, Ω)
Elektrische weerstand bepaalt volgens de wet van Ohm hoeveel stroom gaat lopen.
De wet van Ohm zegt: Spanning = Stroom x Weerstand.
In het kader van veiligheid is weerstand belangrijk, sta je op schoenen met rubber zolen, op een slecht geleidende vloer (veel weerstand), dan zal de stroom die bij het aanraken van een spanningsbron door je lichaam loopt, relatief klein zijn.
Weerstand is goed zichtbaar in een ouderwetse gloeilamp. Het kost moeite om de stroom door de gloeidraad te laten lopen. Deze licht op en wordt heet door de weerstand.