Project B: Speaking

Bestfriends or lovers?

In this assignment you will have a conversation with a group (about four classmates) about 'bestfriends or lovers'.
You have read about friendship in project A.
The following quotes were mentioned there:

In these quotes friends/friendship could be replaced by lover/love, right?

'Kringgesprek'

Talk to your group about the following questions about 'Friendship or lovers' (in English).

Questions

  1. What's the main difference between a romance and a friendship.
  2. Did you ever fall in love with your best friend?
  3. Experience jealoursy; only in a romantic relationship or also in friendship?
  4. What is the difference between love and being in love?
  5. Why do you think people fall out of love?

Self-evaluation

Je hebt in deze opdracht gesproken met klasgenoten over Friends or lovers.
Hieronder vind je een tabel. Kijk bij elk onderdeel welke omschrijving je voor jezelf van toepassing vindt.
Hoe vind je dat je het hebt gedaan?

Spreken

GOED

VOLDOENDE

ONVOLDOENDE

 

De juiste woorden kennen en gebruiken

Ik kan alle eenvoudige woorden gebruiken om antwoord op de vragen te geven.

Ik kan de meest noodzakelijke woorden gebruiken om me antwoord op de vragen te geven.

Ik kan de meest eenvoudige woorden nog niet gebruiken om antwoord op de vragen te geven.

 

Grammatica – zinnen maken

Ik kan alle geleerde grammatica gebruiken in eenvoudige zinnetjes.

Ik kan de meeste, maar nog niet alle grammatica gebruiken in eenvoudige zinnetjes.

Ik kan de geleerde zinnen niet formuleren, maar gebruik losse woorden zonder zinsverband.

 

Duidelijk -vloeiend spreken

Ik praat bijna zonder aarzelingen vlot door.

Ik praat redelijk vlot door,  met af en toe een aarzeling.

Ik praat met te veel pauzes en aarzelingen en zonder intonatie.

 

Uitspraak

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt  verstaanbaar voor mijn klasgenoot.

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt redelijk verstaanbaar voor mijn klasgenoot.

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt niet verstaanbaar genoeg voor mijn klasgenoot.

 

Overbrengen van de boodschap

Ik kan anderen zonder veel moeite duidelijk maken wat ik bedoel en wat ik wil.

Ik kan ook goed reageren op wat mijn klasgenoot heeft verteld of een vraag stellen.

Ik kan anderen met wat moeite duidelijk maken wat ik bedoel.
Ik vind het lastig om te reageren op wat mijn klasgenoot heeft verteld of een vraag stellen.

Ik kan anderen niet duidelijk maken wat ik bedoel.
Reageren op wat mijn klasgenoot heeft verteld kan ik niet goed. Ook een vraag stellen vind ik lastig.