Vroeger

Vroeger werd de lucht in gebouwen op een natuurlijke wijze ververst. In de middeleeuwen zaten vaak alleen openingen in de huizen om licht en lucht door te laten. In de winter werd dan lucht in de huizen verwarmd via haarden. Voor de veiligheid of om de temperatuur in de ruimte te regelen konden deze openingen ook met houten luiken gesloten worden. Later werden er ramen met glas geplaatst.

Nu was de ruimte afgesloten en kwam er toch daglicht binnen. Als je de ruimte wilde luchten kon je het raam open zetten. Maar de kieren in de ramen zorgden nog steeds, maar in mindere maten, voor ventilatie.

Begin jaren 70 was er een tekort aan aardolie. Veel mensen verwarmden hun huizen met olie als brandstof. Toen werden de mensen zich ervan bewust dat aardolie en gas op zouden kunnen raken. Duurzaam bouwen werd toen steeds belangrijker. In die tijd verdween er veel warmte via kieren in ramen en werden de eerste tochtstrippen geplaatst. Om nog meer energie te sparen ging men de buitenmuren isoleren. In de jaren tachtig werden daken geisoleerd en werd er dubbelglas in de ramen geplaatst. Dit alles werd gedaan om de warmte binnen te houden zodat we minder energie hoefden te gebruiken. De huizen werden als het ware luchtdicht gemaakt. Ventilatie werd toen geregeld met uitzetramen of draaikiepramen. Alleen in de winter was dit geen goede oplossing omdat de ramen dan dicht werden gehouden en de lucht in huis daardoor niet gezond was.

Milieu

Isoleren van gebouwen is belangrijk om energie te sparen. Daarnaast is isoleren ook beter voor het mileu. Als we minder energie gebruiken dan stoten we ook minder verbrandingsgassen uit. Dus minder gas, benzine, kolen en olie verbranden. Verbrandingsgassen zorgen ervoor dat de kwaliteit van de lucht die inademen steeds slechter wordt. Ook het opwarmen van de aarde en klimaatverandering zijn hier een gevolg van.

Ramen met luiken

tochtstrip in raam

Isoleren van buitenmuren