Past Simple: When to use it.

De Past Simple

Wanneer gebruik ik de Past Simple?

De Past Simple wordt gebruikt om te spreken over een voltooide handeling/gebeurtenis op een moment in het verleden. Het moment van de handeling/gebeurtenis kan in een recent of een ver verleden liggen.

Voorbeelden:

She made a lot a profit last year.

I answered the phone last night.

My grandpa danced in clubs back in 1974.

 

De Past Simple wanneer iets in het verleden heeft plaatsgevonden.

Zoals al eerder gezegd is gebruik je de Past Simple bij een voltooide handeling in het verleden. De Past Simple kun je herkennen aan signaalwoorden. Deze signaalwoorden kunnen zijn: yesterday, in (jaartal), ago, once, teh other week/day, that day, earlier, last year/summer/tuesday, enzovoorts.

Voorbeelden:

Last week I made some homemade pasta.

Did you play videogames last night?

I worked at Albert Heijn a while ago.

De Past Simple bij gewoonten en routines uit het verleden.

Net als bij de Present Simple gebruik je de Past Simple bij gewoonten en routines, maar dan uit het verleden. Deze zinnen hebben meestal een tijdsexpressie.

Voorbeelden:

Few people in medieval times took a bath every day.

We went to the same beach every summer.

When i was young I watched TV once every week.