Uitwerking

Opbouw van de republiek

In 1912 werd Sun Yat Sen dus de eerste president van de Voorlopige Republiek China. Hij had tijdens zijn verblijf in de VS veel aanhang gekregen onder Chinese immigranten, met zijn drie volksbeginselen: nationalisme, socialisme en democratie. Sun was ervan overtuigd dat China snel zou kunnen worden omgevormd tot een modern democratisch land. Maar dat liep in de praktijk heel anders. Hij werd gedwongen de macht af te staan aan legerleider Yuan Shikai, die zichzelf tot keizer uitriep en alle vertegenwoordigende vergaderingen buitenspel zette. Dit leidde tot groeiend verzet in de provincies. China werd al snel verscheurd door een machtsstrijd tussen militaire krijgsheren. Geen van hen was in staat China te verenigen.

In 1917 werd Sun door de Republiek opnieuw tot leider gekozen, maar hij had hulp nodig om de krijgsheren te verslaan. Daarvoor wendde hij zich tot de Sovjet-Unie, waar zojuist de communisten aan de macht waren gekomen. De steun van de communisten had wel een prijs. Chinese communisten eisten toegang tot Sun's partij, de Kwomintang, en kregen zo grote invloed op het regeringsbeleid.

Chiang Kaishek, de opvolger van
Sun Yat Sen, die erin slaagde zuidelijk
China te heroveren op de krijgsheren met
hulp van de communisten die hij
hartgrondig haatte na zijn opleiding in de
Sovjetunie. Toch had hij ze nodig, ook in
de strijd tegen Japan. Uiteindelijk moest
hij met zijn nationalisten uitwijken naar
het eiland Taiwan.

Ook veel jonge Chinese intellectuelen voelden zich aangetrokken door het communisme. Toen bij de Vrede van Versailles een stuk Chinees gebied dat in Duitse handen was geweest, aan Japan werd toegewezen, zorgde dit voor een heftige reactie in China. De 4-mei-beweging die werd opgericht als protest tegen dit onrecht, trok veel jonge intellectuelen aan. Enkele leiders van deze 4-mei-beweging raakten betrokken bij de oprichting van de Communistische Partij van China.

De militaire steun van de Sovjets zorgde ervoor dat de nationalistische legers van Sun Zuid-China konden heroveren op de krijgsheren. Sun vestigde zijn regering in Kanton in het zuiden. Van Sun's drie Volksbeginselen kreeg het socialisme nu steeds meer nadruk, wat de communisten natuurlijk goed uitkwam.

Lang niet alle Kwomintang-leden waren blij met deze groeiende invloed van de communistische leer. Sun's plaatsvervanger Chiang Kaishek, die naar de Sovjet-Unie was gestuurd voor militaire training, kwam terug als verklaard tegenstander van het communisme. Toch was hij voorlopig nog gedwongen om met de communisten samen te werken.

Toen Sun Yat Sen overleed, volgde Chiang Kaishek hem op als opperbevelhebber. Sovjet-agenten ondersteunden de Kwo Min Tang om de partijorganisatie te versterken en het Eerste Verenigde Front van communisten en nationalisten naar de overwinning te leiden. Met zijn gecombineerde nationalistische en communistische legers begon Chiang tijdens de Noordelijke Campagne met groot succes gebieden in Noord-China terug te veroveren die nog door krijgsheren waren bezet.

Nu de hereniging van heel China in zicht was, kwamen er scheuren in het verbond tussen nationalisten en communisten. Het wederzijdse wantrouwen zorgde voor incidenten in de steden. Op 12 april 1927 gaf Chiang opdracht om in Shanghai met hulp van gangsterbendes een gewelddadig einde te maken aan de communistische invloed. Deze gewelddadige zuivering ging de geschiedenis in als de Massamoord van Sjanghai. Opstanden en zuiveringen breidden zich uit naar alle steden waar de Kwo Min Tang het voor het zeggen had en maakten een bloedig einde aan de samenwerking tussen communisten en nationalisten.

In de volgende jaren verloren 300.000 mensen het leven tijdens communistische opstanden. Het einde van de samenwerking werd zo het begin van een burgeroorlog. De communisten waren teruggedreven naar het platteland. Ze leken voorlopig verslagen, terwijl Chiang Kaishek zich de grote overwinnaar mocht noemen toen hij Beijing veroverde, de hoofdstad van de krijgsheren. Hij werd nu internationaal erkend als wettige heerser van de republiek China.

Nationalisten en de laatste keizer

Nu volgden tien jaren waarin Chiang Kaishek met zijn nationalistische regering begon met de modernisering van China door industrialisatie, verbetering van de infrastructuur en de ontwikkeling van een modern bestuur. Eindelijk kwam er een einde aan veel van de Ongelijke Verdragen die de nationale trots van China zo lang hadden aangetast. Ook het culturele leven bloeide op. Onder de oppervlakte bleven oude kwalen echter dooretteren: corruptie bleef een groot kwaad. Ook van echte democratie was geen sprake: overal werd de vrijheid ingeperkt door het gedwongen éénpartijstelsel en gewelddadig optreden tegen protestbewegingen.

Pu-Yi, de laatste keizer van China, in
1922 toen hij nog gevangene was van de
republikeinse regering. Hij werd door het
Japanse regime van Mantsjoekwo als
marionet gebruikt om de zogenaamd
zelfstandige Chinese status van de kolonie
te presenteren. Hij schreef een
autobiografie en over zijn leven werd de
film The Last Emperor gemaakt (1987).

De neiging van regionale bestuurders om zich als autonome krijgsheren te gedragen bleef onverminderd bestaan in dit uitgestrekte rijk waar voortdurend opstanden en oorlogen moesten worden uitgevochten. De centrale regering slaagde er dus niet in om álle delen van het rijk onder haar gezag te krijgen. In de belangrijke provincie Mandsjoerije was ook zo'n krijgsheer aan de macht, die daar noodgedwongen moest samenwerken met een Japans leger. Deze krijgsmacht was daar gelegerd om de Japanse belangen te beschermen van een gebied dat in 1905 aan de Japanse regering was verpacht. De Japanners legden in dit zuidelijke gebied onder andere een grote spoorweg aan. Op de achtergrond van deze ontwikkeling speelde de snelle ontwikkeling van het moderne Japan een rol. Om aan grondstoffen voor de industrie te komen, voelde Japan zich gedwongen tot gebiedsuitbreiding.

Het Japanse leger in Mandsjoerije zag grote kansen om Mandsjoerije voor Japan te veroveren. Maar de Chinese krijgsheer met wie het Japanse leger samenwerkte, voelde er juist veel voor om aansluiting te zoeken bij de Chinese regering van Chiang Kaishek die steeds meer steun kreeg voor zijn moderniseringsbeleid en een einde maakte aan de onafhankelijkheid van de krijgsheren. Chiangs succes bracht de Japanse plannen in gevaar. In 1931 leidde de groeiende spanning tot een uitbarsting in een incident waarbij een trein werd aangevallen. Het Japanse leger in Mandsjoerije nam daarna een Chinees vliegveld in en veroverde tientallen steden, overigens zonder officiële toestemming van de regering in Japan. De overname van Mandsjoerije werd nu een feit, zonder dat de internationale gemeenschap of China zich hiertegen kon of wilde verzetten. De provincie kreeg de naam Mantsjoekwo. In naam werd het een onafhankelijke Chinese staat. De laatste Chinese keizer Pu-Yi, die in gevangenschap verbleef, werd door de Japanners bevrijd en als marionetten-keizer geïnstalleerd. Ook het protest van de Volkenbond tegen deze machtovername haalde niets uit. Japan stapte gewoon uit de Volkenbond, zoals ook Duitsland en Italië kort daarna deden.

Mantsjoekwo werd nu één grote Japanse oorlogsfabriek. De economie werd gemoderniseerd. De industrialisatie was geheel gericht op het voldoen aan de Japanse behoefte aan grondstoffen en bewapening. Het bestuur was volledig in handen van het Japanse leger en had een fascistisch karakter: De Chinese bevolking werd onderdrukt, gediscrimineerd en tot onderdanigheid aan het Japanse bestuur gedwongen. Het doel was duidelijk: Japan was vast van plan om een oorlog tegen China te beginnen om Mantsjoekwo en andere provincies aan Japan toe te voegen. In 1937 brak deze Chinees-Japanse oorlog inderdaad uit; deze zou overgaan in de Tweede Wereldoorlog.

Burgeroorlog

Mao op weg in Noord-West-China tijdens
de Lange Mars

Ook zonder de bezetting van Mandsjoerije had de nationalistische regering van Chiang Kaishek al genoeg problemen aan het hoofd. Weliswaar waren de communisten verslagen in de steden, maar op het platteland vormde zich een nieuwe communistische machtsbasis onder aanvoering van Mao Zedong. Hij richtte het Chinese Rode Leger op, dat opstanden begon tegen de nationalistische regering. In Jiangxi werd zelfs de Sovjetrepubliek China uitgeroepen met Mao als voorzitter. Maar deze burgeroorlog verliep niet voorspoedig voor de communisten. Hun hoofdstad werd in 1934 omsingeld door het nationalistische leger en het zag ernaar uit dat de communisten zich moesten overgeven. Mao organiseerde toen een massale uitbraak uit het belegerde gebied. De communisten begonnen een barre tocht van 6000 km die een jaar lang zou duren en bekend werd als de Lange Mars. De mars kostte tienduizenden commuisten het leven. De overlevenden vestigden zich in het noordwesten van China. Mao was nu hun onbetwiste leider. Hij maakte studie van het marxisme en ontwikkelde een eigen Chinese variant van de communistische leer waarin niet de industrie maar de landbouw centraal stond.

In 1937 raakte China in oorlog met Japan, en Mao sloot een wapenstilstand met de nationalistische regering om de vijand van China gezamenlijk te kunnen bestrijden. Maar na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog door atoombommen op Japan brak de burgeroorlog weer in volle hevigheid los. Mao kreeg daarbij steun van de Sovjetunie. Zijn machtsbasis op het platteland was enorm versterkt door grootscheepse propaganda onder de boerenbevolking. Ook wist hij een ijzeren greep te krijgen op het bestuur van de communistische partij. De partijdiscipline werd tot het uiterste opgevoerd: geen communist mocht afwijken van de partijlijn die door voorzitter Mao was vastgesteld.

Mao aan de macht

Communisten en nationalisten hadden samen gestreden tegen de Japanse veroveraar. Maar zodra de oorlog voorbij was, brak de burgeroorlog opnieuw uit. Aanvankelijk leek Chiang Kaishek erin te slagen Mao te verslaan en hij nam zelfs zijn hoofdkwartier in. Mao was met zijn Rode Leger al vertrokken. Weer viel hij terug op zijn machtsbasis op het platteland. Mao's leger groeide tot meer dan een miljoen man terwijl Chiang geleidelijk zijn steun onder de bevolking begont te verliezen aan de communistische propagandamachine. Uiteindelijk  waagde Mao een rechtstreekse aanval op de regering. Het Rode Leger veroverde Mandsjoerije en Beijing. In 1949 won Mao de burgeroorlog compleet: Chiang Kaishek en zijn nationalisten vluchtten naar het eiland Taiwan. Mao riep nu de communistische Volksrepubliek China uit en vestigde een dictatoriaal regime.

Mao's regering werd gesteund door de Sovjet-Unie zolang Stalin aan de macht was, terwijl de Verenigde Staten de nationalisten op Taiwan bleef steunen als de enige rechtmatige regering van China.

Zo werd China ook betrokken in de Koude Oorlog. In de Verenigde Naties die na de Tweede Wereldoorlog was opgericht om de vrede te beschermen, werd de plaats van China ingenomen door de Taiwanese nationalisten.