Uitwerking

Communistische hervormingen

De Volksrepubliek China herstelde het centrale gezag met harde hand. Heel China werd onderworpen aan de regering van Beijing; enige uitzonderingen waren Hongkong en Macao. Hongkong, een Brits pachtgebied en Macao, de oudste Portugese kolonie in China, werden overspoeld door duizenden vluchtelingen uit het China van Mao. Meteen begonnen daar de zuiveringen om communisten die niet loyaal genoeg waren aan Mao, uit de partij te zetten en te straffen. De opeenvolgende zuiveringscampagnes in de jaren vijftig zouden uiteindelijk een miljoen mensen het leven kosten. Het was dus vanaf het begin duidelijk dat Mao geen tegenspraak of discussie zou dulden bij de uitvoering van zijn politieke programma: de totale hervorming van heel China tot een communistische heilstaat waarin armoede en chaos voorgoed tot het verleden zouden behoren. Wie zich daartegen verzette, werd bestempeld als een vijand van de noodzakelijke klassenstrijd om de herverdeling van het bezit. Boeren en arbeiders moesten door de communistische partij worden heropgevoed om hun rol in de geschiedenis op zich te nemen: de vestiging van het communisme in China onder leiding van de almachtige partij met Voorzitter Mao aan het hoofd.

Op economisch gebied volgde Mao aanvankelijk het model van Stalin in de Sovjet-Unie: hervorming van de landbouw door collectivisatie, volgens een dwingend vijfjarenplan. Alle boeren moesten verplicht samenwerken in coöperaties en collectieve landbouwbedrijven. Met  de export van de opbrengsten zou de industrialisatie kunnen worden betaald. Maar de resultaten van dit vijfjarenplan (1953-1957) vielen tegen. Mao ontwikkelde daarom een eigen model om de economie te hervormen.


China en de Sovjet-Unie tekenen een verdrag voor samenwerking, 1950

De Grote Sprong Voorwaarts

Na Stalin's dood in 1953 gingen de wegen van China en de Sovjet-Unie gaandeweg uiteen. In de Sovjet-Unie kwam er kritiek op de persoonlijkheidscultus rond Stalin en de massamoorden ten gevolge van de zuiveringen tijdens zijn strenge bewind. Mao zag deze politiek van destalinisatie echter ook als kritiek op zijn beleid waarin hij juist strak had vastgehouden aan de ideologische lijn van het ware communisme.
Ook in het buitenlandse beleid kwamen er tegenstellingen. Mao was een tegenstander van de nieuwe Sovjetbenadering: de politiek van vreedzame coëxistentie tussen oost en west waarbij conflicten zoveel mogelijk werden vermeden. Mao concludeerde hieruit dat de Sovjet-Unie China niet langer zou steunen bij een eventuele westerse aanval. Hij wilde juist vasthouden aan de internationale klassenstrijd en zinspeelde zelfs op de mogelijkheid om hiervoor een atoomoorlog te beginnen. Dit was voor de Sovjet-Unie reden om de steun aan het Chinese atoomprogramma te beëindigen. Ook de hulp bij de industrialisatie werd gaandeweg verminderd. Mao besloot daarop dat hij zijn eigen ideologische lijn moest volgen om China op te bouwen.

Boeren bij kleine staalovens die werden
gebruikt om de Grote Sprong Voorwaarts
te realiseren.

De economie kon volgens Mao veel sneller worden hervormd dan via de klassieke vijfjarenplannen naar Sovjet-model. Daarom liet hij alle collectieve landbouwbedrijven omvormen tot een grotere volkscommunes die geheel zelfvoorzienend moesten worden. Dat betekende dat elke commune ook zijn eigen industrie moest hebben, vooral in de vorm van kleine hoogovens om overal staal te kunnen produceren. Honderdduizenden boeren werden op deze manier aan het werk gezet in de industrie. Mao verwachtte hiervan een geweldige toename van de staalproductie. Hij hoopte dat China door dit plan binnen enkele jaren een economische supermacht zou worden die de strijd met het westen kon aangaan en noemde dit programma dan ook de Grote Sprong Voorwaarts. Maar dat pakte heel anders uit. De productie van staal in de kleine hoogovens was inefficiënt en de kwaliteit slecht door het massaal gebruik van schroot. Door het onttrekken van zoveel boeren aan de landbouw daalden de opbrengsten, met als gevolg verschrikkelijke hongersnoden in grote delen van China die miljoenen doden eisten. Er was zelfs berichten over kannibalisme. En dat terwijl de Chinese staat in diezelfde periode miljoenen tonnen graan achterhield voor de export. Maar volgens Mao waren de misoogsten geen gevolg van het onfeilbare partijbeleid maar van... ongedierte. Daarom lanceerde hij campagnes om mussen, muskieten en andere dieren te doden die dus de schuld kregen van de voedseltekorten! Dit werkte contraproductief: het ontbreken van natuurlijke vijanden leidde tot gigantische sprinkhanenplagen, die alles opvraten wat er nog groeide. Daarnaast was er ook sprake natuurgeweld in de vorm van van droogte en overstromingen. Hulp vavn het buitenland werd om ideologische redenen niet geaccepteerd. Om dezelfde redenen werden ook alle vormen van kritiek en tegenwerking van de overheid als ideologische doodzonden tegen het communisme bestempeld en met gruwelijke straffen beantwoord.

De Grote Sprong Voorwaarts liep uit op een catastrofe die China in een ongekende ellende stortte. Het kostte 18 tot 45 miljoen Chinezen het leven. Ma had overigens vooraf al rekening gehouden met een groot aantal slachtoffers, dat volgens hem noodzakelijk was om China verder te brengen.

Het programma werd noodgedwongen al na drie jaar beëindigd in 1961.

Intussen groeide de kritiek op de Grote Voorzitter, maar die kon natuurlijk niet openlijk worden geuit in het dictatoriale China. Verandering zou van binnenuit moeten komen: uit de partijleiding.

Breuk met de Sovjet-Unie

Binnen de Chinese communistische partijleiding ontstond dus onvrede over de rol van Mao in de compleet falende Grote Sprong Voorwaarts: in communistisch jargon: er zou sprake zijn van teveel persoonsverheerlijking. Op een partijconferentie, de 'Bijeenkomst van Zevenduizend Kaderleden", werd deze kritiek ook inderdaad geuit. Eén van de partijleiders meende dat 30% van de economische ramp de schuld van de natuur was, maar 70% de schuld van menselijk falen. De kritiek had gevolgen. Mao bleef partijvoorzitter, maar niet langer staatshoofd. In de partij kregen de gematigde leiders meer invloed. Zij begonnen een nieuwe economische aanpak die meer gericht was op resultaten en minder op ideologische juistheid. De belangrijkste vertegenwoordiger van deze politiek was Deng Xiaoping, die overigens verder een trouwe aanhanger was van Mao's ideologie en een felle criticus van de Sovjet-Unie. Meteen na de partijconferentie begonnen dezelfde partijleiders die de Grote Sprong Voorwaarts hadden beëindigd, ook met massale zuiveringen binnen de partij die leidden tot de bestaffing van vijf miljoen partijleden. Toch kon Mao hen niet vergeven dat ze zijn macht hadden aangetast.

Intussen verdiepte de verwijdering van de Sovjet-Unie zich tot een breuk, die wel het Rode Schisma wordt genoemd. China zette zich openlijk af tegen de voormalige vrienden. De Sovjets beëindigden de technische en economische hulp aan China. De handel tussen beide landen daalde. Ook op economisch en ideologisch gebied verwijderde China zich sinds de mislukte  Grote Sprong Voorwaarts steeds verder van de andere communistische landen, terwijl het tegelijkertijd ook geen toenadering zocht tot het westen. China raakte dus in een zelfgekozen isolement. De enige vorm van internationale betrekkingen bestond uit enige toenadering tot de zogenaamde niet-gebonden landen: voornamelijk landen uit Azië, Latijns-Amerika en Afrika die niet openlijk partij wilden kiezen in de Koude Oorlog.

De Culturele Revolutie

Het Rode Boekje van Mao ging in
vertaling de hele wereld over en werd een
krachtig propaganda-instrument.
Veel westerse intellectuelen liepen ermee
weg en bezorgden Mao grote populariteit
in linkse kringen, ondanks de
verschrikkingen die Mao's bewind
veroorzaakte in China.
Het bezoek van Nixon in China was voor
beide landen een diplomatiek succes, dat
werd gezien als een grote bijdrage aan
de wereldvrede. Voor de VS boden de
verbeterde relaties met China een uitweg
uit het wespennest van de Vietnam-oorlog.

De rol van Mao was echter nog niet uitgespeeld. Hij zag het Chinese communisme als het enige zuivere communisme, nu in de Sovjet-Unie de erfenis van Stalin was ingeruild voor  Chroesjtsovs politiek van 'vreedzame coëxistentie'.  Mao beschouwde de gematigde partijleiders die hem na de Grote Sprong Voorwaarts hadden gekritiseerd als de Chinese Cjhroesjtsjovs: afvalligen van de ware leer. Daarom begon hij direct na deze vernedering aan de voorbereidingen van nieuwe zuiveringen in de partij, erop gericht om wraak te nemen op zijn tegenstanders en om alle vijanden van het ware communisme te straffen, in en buiten de partij. Mao's plan omvatte niets minder dan een Culturele Revolutie van de hele Chinese samenleving.

Bij het voorbereiden van deze zuiveringsacties kon Mao niet vertrouwen op de oude getrouwen in de partij. Daarom zocht hij een nieuwe machtsbasis bij de jongeren.

In 1966 had Mao een groep getrouwen, de Kleine Groep, verzameld om zijn Culturele Revolutie voor te bereiden. In mei van dat jaar greep Mao een scholierenopstand in Beijing aan om de jongeren in de partij alle ruimte te geven voor kritiek op de partij. Deze partij-jeugd vormde de zogenaamde Rode Garde die met een enorme demonstratie op het Tiananmen-plein jongeren uit het hele land opriep om in actie te komen tegen elke afwijking van de leer van Mao.

Met het Rode Boekje in de hand, een samenvatting van de leer van Mao in de vorm van zijn uitspraken, dwongen zij op scholen, fabrieken en communes leiders om zelfkritiek te leveren en schuld te bekennen. Marteling, zelfmoorden, verbanning en gedwongen heropvoeding in kampen was het gevolg. Ook etnische minderheden werden slachtoffer. Oude gebruiken, godsdienstige feesten en tradities werden afgeschaft en tempels vernietigd. Jongeren werden aangezet om hun docenten en hun ouders aan de kaak te stellen. Mao en zijn Kleine Groep ondersteunden overal de acties van de Rode Garde met gratis vervoer, militaire kleding, voedsel en onderdak.

De Culturele Revolutie zette heel China op zijn kop, waarbij iedereen tegen iedereen werd opgezet uit naam van de ware leer van Mao. Het was een opzettelijk gecreëerde sociale chaos waarin Mao, en hij niet alleen, de kans kreeg om af te rekenen met zijn tegenstanders binnen de partij. In 1967 liep de Culturele Revolutie uit op een complete burgeroorlog. Nu trad Mao opnieuw naar voren als redder van China uit de problemen die hij zelf geschapen had. Het Volksbevrijdingsleger werd ingezet om de orde met harde hand te herstellen. De macht lag nu enkele jaren lang bij de meest radicale communisten, die politieke zuiverheid belangrijker vonden dan economische vooruitgang.

Intussen was er toch een begin van toenadering gekomen tussen China en het Westen. In 1971 hadden de Verenigde Naties de Volksrepubliek erkend als enige vertegenwoordiger van het Chinese volk, zodat China als permanent lid van de Veiligheidsraad voortaan een flinke vinger in de pap kreeg.

De toenadering had ook een actuele oorzaak. De VS waren moegestreden in Vietnam en zocht naar een diplomatieke uitweg uit dit slepende conflict, dat het Amerikaanse volk verdeelde en op een vernederende nederlaag dreigde uit te lopen. Om de Sovjet-Unie tot een gewilliger houding te brengen en druk uit te oefenen op Noord-Vietnam, zou het helpen om de banden met China aan te halen. Voor China bood de toenadering een kans om uit het internationale isolement te komen en een rol te spelen op het wereldtoneel.

Hoogtepunt van deze diplomatieke dooi in de Koude Oorlog was het bezoek van de Amerikaanse president Nixon aan China in 1972.

Liberalisering onder Deng

In China werd de partijpolitiek beheerst door een conflict tussen enerzijds de strenge maoïsten: de zogenaamde Bende van Vier, waartoe ook Mao's vrouw behoorde, en ansderzijds de gematigden onder leiding van Deng Xiaoping. Toen Mao in 1976 overleed aan de ziekte van Parkinson, grepen de gematigden de macht en de Bende van Vier werd gearresteerd.

Deng noemde zijn aanpak van de grote economische problemen in China: de Opendeurpolitiek, een vorm van kapitalisme met socialistische trekjes. Deze enorme koerswijziging bestond uit de zogenaamde Vier Moderniseringen: landbouw, wetenschap en technologie,industrie en defensie. In al deze moderniseringen staat hetzelfde doel centraal: China moet een gezonde en moderne economie krijgen. De ideologie van het communisme is daaraan ondergeschikt, of zoals Deng zelf zei: "Het maakt niet uit of de kat wit of zwart is, als hij maar muizen vangt". Er kwamen nu speciale economische zones in China waar buitenlandse investeringen welkom waren zonder streng overheidstoezicht: kapitalistische eilanden in het communistische China. De nadruk kwam hierbij allereerst op de lichte industrie te liggen.

Een eenzame demonstrant houdt stand als tanks van
het Volksbevrijdingsleger naar het Tienanmenplein
rijden om de studentendemonstraties met geweld te
beëindigen. Nog altijd is de identiteit van "Tank Man"
onbekend. De foto groeide uit tot een wereldwijd
symbool van vreedzaam protest tegen onderdrukking.

Grote veranderingen waren het gevolg. Consumptie en export stegen met sprongen, er ontstond een stedelijke middenklasse en de levensstandaard ging omhoog, evenals de levensverwachting. Het analfabetisme verdween. Er kwam een zekere mate van persoonlijke vrijheid. Daartegenover stond dat ook de kwalen van het kapitalisme zichtbaar werden, zoals een allesoverheersend materialisme, inkomensverschillen, corruptie, werkloosheid en vervuiling.

Deng kan wel worden beschouwd als de architect van het moderne China, dat zich vanaf zijn regime razendsnel ontwikkelde tot een internationale economische grootmacht. Maar één ding veranderde niet door zijn hervormingen. De communistische partij was en blijft leidend. Er is ook na Deng in China niet meer ruimte gekomen om politieke meningen te uiten of aan te dringen op democratisering van de maatschappij. Symbool van de blijvende onderdrukking door de Chinese overheid werden de studentendemonstraties in 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede, die door het Volksbevrijdingsleger in opdracht van Deng bloedig werden neergeslagen met enkele duizenden doden als gevolg. De grote internationale verontwaardiging over dit optreden leidde er mede toe dat Deng uit de schijnwerpers verdween. Maar zijn erfenis: economische modernisering onder strikte partijcontrole, bleef volledig overeind.

Een nieuwe wereldmacht

Na 1989 leidde Jiang Zemin de Chinese communistische partij verder op de weg naar wereldmacht onder het motto "Socialisme met Chinese karakteristieken". Dat gezicht kreeg wel steeds meer lelijke trekjes door corruptie en massa-ontslagen. De economie was sneller gegroeid dan de sociale draagkracht van de Chinese samenleving die bepaald niet zorgzaam was voor haar mensen. Daarnaast kreeg China te maken met nog een keerzijde van snelle economische groei: milieuvervuiling als gevolg van ontbossing en de aanleg van enorme dammen voor de uitbreiding van steden. Dit zorgde onder andere voor oprukkend woestijngebied met als bijverschijnsel grote zandstormen in Beijing.  Ook andere nadelen van het Chinese succesverhaal kwamen voor rekening van de bevolking. Een vreedzame spirituele beweging, de Falun Gong, werd beschuldigd van kwade bedoelingen en buiten de wet geplaatst. Ook andere traditioneel godsdienstige gebruiken en erfstukken bleven onder vuur van de rechtlijnige ene Partij. Heropvoeding en gedwongen culturele aanpassing van het Oeigoerse volk zijn op dit moment zaken die internationaal verontwaardiging opwekken. Intussen worstelt de overheid met de opgave om achterstandsgebieden in het westen te ontwikkelen, onder andere met behulp van grote projecten als de aanleg van de Qinghai-Tibetspoorlijn.

Op internationaal politiek gebied was de teruggave van Macau en Hongkong aan China een mijlpaal: 1997 en 1999. Beide waren lange tijd kroonkolonies van Portugal, respectievelijk Groot-Brittannië geweest die herinnerden aan de lange periode van westers imperialisme en Ongelijke Verdragen, met als doel China onder dwang te openen voor vrije wereldhandel. Nu was de richting omgedraaid. In 2001 werd China na vijftien jaar onderhandelen toegelaten tot de Wereldhandelsorganisatie, maar met een belangrijke beperking: China wordt niet aangemerkt als een vrije markteconomie. Daardoor kunnen landen beperkingen opleggen aan de vrije instroom van goedkope Chinese producten. China moet zelf aantonen dat er geen sprake is van dumping: het op de markt brengen van goederen tegen een veel te lage prijs om een markt open te breken of van overtollige voorraden af te komen.

Hong Kong en Macau behielden nog wel hun eigen, afwijkende bestuurssystemen en rechtsregels, maar met name in Hong Kong is er angst onder de bevolking voor de toenemende druk van China op deze eigen manier van leven. Het kapitalisme van deze voormalige westerse kolonies zal door China niet snel meer in gevaar worden gebracht, maar de democratie wel.

Industriegebied in China, nabij de rivier Yangtze. Smog
en milieuvervuiling vormen een keerzijde van de enorme
industriële groei van China in de moderne tijd.

In 1977 bedroeg het bruto nationaal product (bnp) van China nog geen 200 miljard dollar. In 2018 was de nationale productie van het land al meer dan 13.000 miljard dollar waard. Deze spectaculaire economische groei heeft de internationale verhoudingen veranderd. China groeide uit tot de 'werkplaats van de wereld'. Is China hierbij nog zichzelf gebleven? In veel opzichten wel: de Chinese cultuur kent al tweeduizend jaar een traditie van heel hard werken, zes dagen per week twaalf uur per dag. Ook de onderwijstraditie waarbij vroeger keihard werd gewerkt om ambtenaar te kunnen worden, is nieuw leven ingeblazen. Nergens zijn de examenresultaten zo hoog als in China. Elk jaar studeren in China 4,7 miljoen jonge mensen af in de Beta- en techniekvakken. In de VS zijn er dat 600.000. Geen wonder dat China zich in korte tijd heeft ontwikkeld als leider op het gebied van technologische innovatie. Dit zorgt ook voor conflicten, zoals rond de toelating van Chinese communicatie-apparatuur voor het verwerken van gevoelige informatie in westerse landen.

Bij alle technologische en industriële groei is er een belangrijk verschil met het westerse kapitalistische model. Anders dan in het neo-liberale westen, waar de vrijheid va de ondernemers voorop staat, wordt de Chinese economie nog steeds als vanouds streng gedirigeerd door de communistische partij. Het is daar de overheid die keuzes maakt, niet de markt. De pers is niet vrij, net zo min als de toegang tot internet. De overheid laat buitenlandse bedrijven toe, maar altijd met een toezichthouder namens de partij. Banken en financiële instellingen zijn in handen van de overheid. China stelt zich daarbij zelfbewust op in de wereld als een wereldmacht die ook na de Koude Oorlog vasthoudt aan een geleide economie en aan de eenpartijstaat, terwijl het westen met zijn neo-liberale aanpak in 2008 juist in een diepe crisis terechtkwam. Daarmee is China een grote en sterke rivaal van westerse landen die willen vasthouden aan de waarden van individuele vrijheid, democratie en mensenrechten. Daarmee dwingt de groei van China de rivalen in het westen om samen te werken en zich opnieuw te bezinnen op de eigen waarden en modellen.