In je leeslogboek is het van belang dat je bij elk gelezen boek vooral aangeeft wat je ervan vond en waarom. Je kunt hierbij kiezen uit een aantal vaste opdrachten.
Zorg er bij elke opdracht voor dat duidelijk bovenaan de opdracht staat: titel - auteur - welke opdracht je gemaakt hebt.
Op deze manier is het voor jouzelf en voor je docent direct duidelijk over welk boek het verslag gaat.
Je mag bij elk boek kiezen uit onderstaande verwerkingsopdrachten. Je mag slechts één opdracht twee keer gebruiken:
De recensie
Schrijf een recensie van minimaal 500 woorden over het door jou gelezen boek. Zorg voor een goede opbouw (inleiding – kern – slot), met in de kern minstens 3 goed uitgewerkte argumenten. Leg goed uit waarom je het boek goed / slecht vindt. Gebruik ten minste twee citaten uit het boek die je mening ondersteunen.
Zorg ervoor dat je tekst een geheel vormt.
Zoek vervolgens een positieve en een negatieve recensie op over het gelezen boek. Plak deze recensies onder je eigen recensie. Geef vervolgens een korte reactie van minimaal 50 woorden op allebei de recensies: met welke onderdelen ben je het eens en waarom? En met welke onderdelen ben je het niet eens en waarom?
De Pecha Kucha
Maak een 'Pecha Kucha' bij het door jou gelezen boek. Een PechaKucha is een PowerPointpresentatie waarbij de dia's na 30sec automatisch verspringen naar de volgende dia. In totaal zijn er 10 dia's die je zelf moet vullen. De eerste en de laatste dia tellen niet mee. Die informatie op de dia en het verhaal dat je erbij vertelt moeten passend zijn voor de 30sec. In de studiewijzer hangt een lege PechaKucha presentatie die je hiervoor mag gebruiken. Hier vind je ook een lege PechaKucha.
De volgende onderdelen moet je in elk geval bespreken in de presentatie:
1. Omslag / afbeelding van het boek – geef een korte introductie van het boek door het omslag te bespreken (schrijver, titel, uitgever, afbeelding).
2. Schrijver – vertel kort wat over (het leven en werk) van de schrijver.
3. Samenvatting – geef in een paar zinnen weer waar het boek over gaat.
4. Titelverklaring – geef uitleg over de titel. Neem hier ook de eventuele ondertitel/motto/opdracht in op.
5. Personages – vertel kort iets over de hoofdpersonen/-persoon en/of andere personages.
6. Tijd – geef kort aan in welke tijd het verhaal zich afspeelt.
7. Ruimte – vertel kort iets over de ruimte in het verhaal. Waar speelt het verhaal zich af? (land, gebouwen, etc.)
8. Perspectief – geef aan bij wie het perspectief ligt.
9. Opbouw – bespreek de opbouw van het boek (denk aan delen, hoofdstukken).
10. Persoonlijke beoordeling – geef aan wat jij van het boek vond (waarom zou je het boek moeten lezen of waarom niet?)
Zoek bij elk onderdeel een toepasselijke afbeelding (gebruik zo min mogelijk tekst), aan de hand waarvan je dertig seconden informatie over het betreffende onderwerp geeft. Werk alles uit wat je wilt zeggen. Sla de presentatie en de tekst die je erbij hebt gemaakt allebei op.
De pitch
A. Stel, je wilt het boek laten verfilmen. Je hebt geldschieters gevonden die eventueel wel willen investeren in je film. Nu moet je hen nog overtuigen van je plan voor de film. Je hebt 2 minuten de tijd voor deze 'pitch'. In die twee minuten moet je het volgende vertellen:
a. Hoe gaat de film heten?
b. Wat voor soort film wordt het?
c. Wie zijn de hoofdpersonen?
d. Welke problemen komen er aan de orde in de film? En hoe worden deze opgelost?
Verder kies je nog twee van de onderstaande onderdelen voor je pitch:
a. Wie gaan de hoofdrollen vertolken?
b. Waarom is het boek zo geschikt om te verfilmen?
c. Hoe ga je iets bijzonders maken van de film?
d. Waarom zal er veel publiek op de film af komen?
Maak een tekst van minimaal 500 woorden waarin je de gekozen bovenstaande vragen beantwoordt. Neem de vraag letterlijk over in je tekst zodat het duidelijk is welke vraag je beantwoordt.