Uitleg

De tegenwoordige tijd gebruiken we als we het volgende willen vertellen:

  1. Feiten
  2. Gewoonten
  3. Dingen die regelmatig gebeuren

 

Om de tegenwoordige tijd te maken, pakken we het hele werkwoord en zetten die in de zin. Bijvoorbeeld: I go to the gym every week. Go is hier het hele werkwoord en die mogen we zo in de zin zetten.

Toch zijn er uitzonderingen. Zo krijgen he/she/it een -s achter het werkwoord. Dus dan krijgen we: He sings in the shower. Zoals je ziet krijgt ons werkwoord sing een -s erbij.

De volgende uitzondering is als het werkwoord eindigt op een medeklinker + y, deze krijgen bij he/she/it -ies. LET OP: als er een klinker (a,e,i,o,u) voor de -y staat, mag je de -s er gewoon aanplakken. Bijvoorbeeld:

Mister Hardenbol studies a lot. (Study eindigt met een medeklinker en krijgt -ies)

Miss Warmenhoven plays the guitar. (Play eindigt met een klinker en kijgt alleen een -s)

 

Dus in het kort:

Als we de tegewoordige tijd gebruiken kijken we eerst naar over wie of wat het gaat.

  1. Hebben we een he/she/it in de zin?
  2. Geen he/she/it, dan mag het hele werkwoord in de zin.
  3. Wel he/she/it, dan gaan we naar het werkwoord kijken.
  4. Eindigd het werkwoord niet op een -y dan plakken we er een -s aan vast.
  5. Eindigd het werkwoord met een klinker (a,e,i,o,u) + y dan plakken we er een -s aan vast.
  6. Eindigd het werkwoord met een medeklinker + y dan maken we er -ies van.

 

Wil je nog wat extra uitleg? Dan is hier een handig filmpje!